Alemán

Traducciones detalladas de übertragen de alemán a neerlandés

übertragen:

übertragen verbo (übertrage, überträgst, überträgt, übertrug, übertrugt, übertragen)

  1. übertragen (herumerzählen; durchsagen; austragen; )
    doorgeven; doorvertellen; rondvertellen; doorspelen; rondbrieven
    • doorgeven verbo (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)
    • doorvertellen verbo (vertel door, vertelt door, vertelde door, vertelden door, doorverteld)
    • rondvertellen verbo (vertel rond, vertelt rond, vertelde rond, vertelden rond, rondverteld)
    • doorspelen verbo (speel door, speelt door, speelde door, speelden door, doorgespeeld)
    • rondbrieven verbo (brief rond, brieft rond, briefde rond, briefden rond, rondgebriefd)
  2. übertragen (übergeben; delegieren)
    overdragen; delegeren
    • overdragen verbo (overdraag, overdraagt, overdroeg, overdroegen, overdragen)
    • delegeren verbo (delegeer, delegeert, delegeerde, delegeerden, gedelegeerd)
  3. übertragen (transportieren; befördern)
    vervoeren; transporteren
    • vervoeren verbo (vervoer, vervoert, vervoerde, vervoerden, vervoerd)
    • transporteren verbo (transporteer, transporteert, transporteerde, transporteerden, getransporteerd)
  4. übertragen (den Standort verändern; verschieben; versetzen; )
    overplaatsen; standplaats veranderen
  5. übertragen (herauftragen; widmen; hinaufführen; )
    rechtop zetten; omhoogbrengen
  6. übertragen
    overzenden
    • overzenden verbo (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)
  7. übertragen
    overzetten
    • overzetten verbo (zet over, zette over, zetten over, overgezet)
  8. übertragen
    overbrengen
    • overbrengen verbo (breng over, brengt over, bracht over, brachten over, overgebracht)
  9. übertragen
    uitzenden
    • uitzenden verbo (zend uit, zendt uit, zond uit, zonden uit, uitgezonden)

Conjugaciones de übertragen:

Präsens
  1. übertrage
  2. überträgst
  3. überträgt
  4. übertragen
  5. übertragt
  6. übertragen
Imperfekt
  1. übertrug
  2. übertrugst
  3. übertrug
  4. übertrugen
  5. übertrugt
  6. übertrugen
Perfekt
  1. habe übertragen
  2. hast übertragen
  3. hat übertragen
  4. haben übertragen
  5. habt übertragen
  6. haben übertragen
1. Konjunktiv [1]
  1. übertrage
  2. übertragest
  3. übertrage
  4. übertragen
  5. übertraget
  6. übertragen
2. Konjunktiv
  1. übertrüge
  2. übertrügest
  3. übertrüge
  4. übertrügen
  5. übertrüget
  6. übertrügen
Futur 1
  1. werde übertragen
  2. wirst übertragen
  3. wird übertragen
  4. werden übertragen
  5. werdet übertragen
  6. werden übertragen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde übertragen
  2. würdest übertragen
  3. würde übertragen
  4. würden übertragen
  5. würdet übertragen
  6. würden übertragen
Diverses
  1. übertrag!
  2. übertragt!
  3. übertragen Sie!
  4. übertragen
  5. übertragend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for übertragen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
delegeren Abordnen
overbrengen Angeben; Klatschen; Zutragen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
delegeren delegieren; übergeben; übertragen abordnen; delegieren; ermächtigen
doorgeven ausposaunen; austragen; denunzieren; durchsagen; herumerzählen; weitererzählen; übertragen durchgeben; herumgeben; herumreichen; verteilen; weitergeben; überreichen
doorspelen ausposaunen; austragen; denunzieren; durchsagen; herumerzählen; weitererzählen; übertragen
doorvertellen ausposaunen; austragen; denunzieren; durchsagen; herumerzählen; weitererzählen; übertragen
omhoogbrengen beauftragen; herauftragen; hinaufbringen; hinaufführen; hingeben; widmen; übertragen
overbrengen übertragen befördern; hinüberbringen; kommunizieren; transportieren; übersetzen
overdragen delegieren; übergeben; übertragen
overplaatsen den Standort verändern; umstellen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; überführen; übertragen
overzenden übertragen deponieren; eintragenlassen; herüberschicken; hinterlegen; umbuchen von Geld; übermitteln; überschreiben; übersenden; überweisen
overzetten übertragen transponieren; umsetzen; überführen; übersetzen
rechtop zetten beauftragen; herauftragen; hinaufbringen; hinaufführen; hingeben; widmen; übertragen
rondbrieven ausposaunen; austragen; denunzieren; durchsagen; herumerzählen; weitererzählen; übertragen
rondvertellen ausposaunen; austragen; denunzieren; durchsagen; herumerzählen; weitererzählen; übertragen
standplaats veranderen den Standort verändern; umstellen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; überführen; übertragen
transporteren befördern; transportieren; übertragen
uitzenden übertragen ausreiben; ausstrahlen; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; einstellen; engagieren; in Lohndienst einstellen; senden; streuen; verteilen
vervoeren befördern; transportieren; übertragen befördern; hinüberbringen; hinüberfahren; transportieren; verführen; verlegen; verleiten; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
figuurlijk bildlich; figürlich; übertragen
oneigenlijk uneigentlich; übertragen
overdrachtelijk bildlich; figürlich; übertragen
zinnebeeldig bildlich; figürlich; übertragen
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
broadcast- übertragen

Sinónimos de "übertragen":


Wiktionary: übertragen

übertragen
verb
  1. een bestand van een computer of server naar een andere computer of server overbrengen
  2. ditr|nld in handen van een andere partij geven
  3. van het ene systeem naar het andere systeem brengen

Cross Translation:
FromToVia
übertragen overdragen convey — to transfer legal rights
übertragen doorgeven; doorvertellen pass on — to convey or communicate
übertragen overplaatsen; verplaatsen transfer — to move or pass from one place, person or thing to another
übertragen afstand doen van; opgeven; uitvallen; in de steek laten; laten varen; verlaten; toegeven; afstaan; wijken abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
übertragen zich onderwerpen; afleggen; opgeven; prijsgeven; toegeven; afstaan; wijken; afstand doen; abdiceren; abdiqueren; aftreden; afstand doen van abdiquerrenoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions.
übertragen achteruitlopen; terugdeinzen; teruggaan; achteruitgaan; terrein verliezen; teruglopen; verlopen; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven; toegeven; afstaan; wijken reculertirer ou pousser un objet en arrière.
übertragen overbrengen; transporteren; voeren; vervoeren; terugbrengen; uitstellen reporter — Traductions à trier suivant le sens
übertragen overzetten; translateren; vertalen traduire — Faire la traduction d’un texte ou de paroles ou de tout document depuis une langue vers une autre langue.
übertragen overbrengen; transporteren; voeren; vervoeren transporterporter d’un lieu dans un autre.

Traducciones relacionadas de übertragen