Alemán

Traducciones detalladas de absorbieren de alemán a neerlandés

absorbieren:

absorbieren verbo (absorbiere, absorbierst, absorbiert, absorbierte, absorbiertet, absorbiert)

  1. absorbieren (ausschlürfen; aufnehmen; aufsaugen)
    opnemen; absorberen; opslorpen; opslurpen
    • opnemen verbo (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • absorberen verbo (absorbeer, absorbeert, absorbeerde, absorbeerden, geabsorbeerd)
    • opslorpen verbo (slorp op, slorpt op, slorpte op, slorpten op, opgeslorpt)
    • opslurpen verbo (slurp op, slurpt op, slurpte op, slurpten op, opgeslurpt)
  2. absorbieren (aufnehmen; aufsaugen)
    opnemen; absorberen
    • opnemen verbo (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • absorberen verbo (absorbeer, absorbeert, absorbeerde, absorbeerden, geabsorbeerd)
  3. absorbieren (enthalten; erwähnen)
    onthouden; opnemen; opslaan
    • onthouden verbo (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • opnemen verbo (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • opslaan verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
  4. absorbieren (einverleiben; inkorporieren; aufnehmen; schlucken; aufsaugen)
    incorporeren; opnemen in groter geheel; inlijven

Conjugaciones de absorbieren:

Präsens
  1. absorbiere
  2. absorbierst
  3. absorbiert
  4. absorbieren
  5. absorbiert
  6. absorbieren
Imperfekt
  1. absorbierte
  2. absorbiertest
  3. absorbierte
  4. absorbierten
  5. absorbiertet
  6. absorbierten
Perfekt
  1. habe absorbiert
  2. hast absorbiert
  3. hat absorbiert
  4. haben absorbiert
  5. habt absorbiert
  6. haben absorbiert
1. Konjunktiv [1]
  1. absorbiere
  2. absorbierest
  3. absorbiere
  4. absorbieren
  5. absorbieret
  6. absorbieren
2. Konjunktiv
  1. absorbierte
  2. absorbiertest
  3. absorbierte
  4. absorbierten
  5. absorbiertet
  6. absorbierten
Futur 1
  1. werde absorbieren
  2. wirst absorbieren
  3. wird absorbieren
  4. werden absorbieren
  5. werdet absorbieren
  6. werden absorbieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde absorbieren
  2. würdest absorbieren
  3. würde absorbieren
  4. würden absorbieren
  5. würdet absorbieren
  6. würden absorbieren
Diverses
  1. absorbier!
  2. absorbiert!
  3. absorbieren Sie!
  4. absorbiert
  5. absorbierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for absorbieren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
absorberen Absorbieren; Annehmen
onthouden Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht
opnemen Absorbieren; Annehmen; Aufnehmen; Aufschlürfen; Tapen
opslorpen Absorbieren; Aufschlürfen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
absorberen absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; ausschlürfen
incorporeren absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; einverleiben; inkorporieren; schlucken
inlijven absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; einverleiben; inkorporieren; schlucken annektieren; übernehmen
onthouden absorbieren; enthalten; erwähnen abschlagen; bedenken; einfallen; enthalten; erinnern; ermahnen; gedenken; jemanden an etwas erinnern; mahnen; nicht vergessen; sich enthalten
opnemen absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; ausschlürfen; enthalten; erwähnen abfangen; ainnehmen; annehmen; aufzeichnen; einsprechen
opnemen in groter geheel absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; einverleiben; inkorporieren; schlucken
opslaan absorbieren; enthalten; erwähnen ablegen; archivieren; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; lagern; speichern
opslorpen absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; ausschlürfen
opslurpen absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; ausschlürfen

Sinónimos de "absorbieren":


Wiktionary: absorbieren

absorbieren
verb
  1. Physik, Technik: aufsaugen, (in sich) aufnehmen
absorbieren
verb
  1. in zich opnemen

Cross Translation:
FromToVia
absorbieren absorberen absorb — to include so that it no longer has separate existence (1)
absorbieren imeä; absorberen absorb — physics: to take up by chemical or physical action (7)
absorbieren opslorpen; resorberen; slurpen; opslurpen; absorberen; in beslag nemen absorberfaire pénétrer en soi, s’assimiler.
absorbieren absorberen; in beslag nemen; opslorpen; accapareren; opkopen; beslag leggen op; zich meester maken van; zich toe-eigenen accapareracheter ou retenir une quantité considérable d’une denrée, d’une marchandise, pour la rendre plus chère en la rendant plus rare, et se faire ainsi seul le maître de la vente et du prix.
absorbieren absorberen; in beslag nemen; opslorpen captiver — (vieilli) retenir prisonnier.