Alemán

Traducciones detalladas de abtreten de alemán a neerlandés

abtreten:

abtreten verbo (trete ab, trittst ab, tritt ab, trat ab, tratet ab, abgetreten)

  1. abtreten (überlassen; übergeben; abgeben; abstehen)
    afstaan; overgeven
    • afstaan verbo (sta af, staat af, stond af, stonden af, afgestaan)
    • overgeven verbo (geef over, geeft over, gaf over, gaven over, overgegeven)
  2. abtreten
    afzitten; afslijten door erop te zitten
  3. abtreten (zurücktreten)
    terugtreden; op de achtergrond treden

Conjugaciones de abtreten:

Präsens
  1. trete ab
  2. trittst ab
  3. tritt ab
  4. treten ab
  5. tretet ab
  6. treten ab
Imperfekt
  1. trat ab
  2. tratest ab
  3. trat ab
  4. traten ab
  5. tratet ab
  6. traten ab
Perfekt
  1. bin abgetreten
  2. bist abgetreten
  3. ist abgetreten
  4. sind abgetreten
  5. seid abgetreten
  6. sind abgetreten
1. Konjunktiv [1]
  1. trete ab
  2. tretest ab
  3. trete ab
  4. treten ab
  5. tretet ab
  6. treten ab
2. Konjunktiv
  1. träte ab
  2. trätest ab
  3. träte ab
  4. träten ab
  5. trätet ab
  6. träten ab
Futur 1
  1. werde abtreten
  2. wirst abtreten
  3. wird abtreten
  4. werden abtreten
  5. werdet abtreten
  6. werden abtreten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abtreten
  2. würdest abtreten
  3. würde abtreten
  4. würden abtreten
  5. würdet abtreten
  6. würden abtreten
Diverses
  1. tret ab!
  2. tretet ab!
  3. treten Sie ab!
  4. abgetreten
  5. abtretend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for abtreten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afstaan Ablieferung; Liefern; Lieferung
afzitten Absitzen
overgeven Abgeben; Erbrechen; Kotzen; sich Übergeben
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afslijten door erop te zitten abtreten
afstaan abgeben; abstehen; abtreten; übergeben; überlassen
afzitten abtreten
op de achtergrond treden abtreten; zurücktreten
overgeven abgeben; abstehen; abtreten; übergeben; überlassen aufgeben; aushändigen; ausliefern; darreichen; erbrechen; ergeben; herauswürgen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; kaitulieren; kotzen; reichen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben; überliefern
terugtreden abtreten; zurücktreten

Sinónimos de "abtreten":


Wiktionary: abtreten


Cross Translation:
FromToVia
abtreten uit de weg gaan; aftreden; opgeven cede — give up
abtreten loslaten; vrijlaten relinquish — to let go, physicially release
abtreten opgeven; loslaten relinquish — to accept to give up, withdraw etc.
abtreten afstand doen van; opgeven; uitvallen; in de steek laten; laten varen; verlaten; toegeven; afstaan; wijken abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
abtreten zich onderwerpen; afleggen; opgeven; prijsgeven; toegeven; afstaan; wijken; afstand doen; abdiceren; abdiqueren; aftreden; afstand doen van abdiquerrenoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions.
abtreten toegeven; afstaan; wijken céder — Laisser, abandonner une chose à quelqu’un.
abtreten achteruitlopen; terugdeinzen; teruggaan; achteruitgaan; terrein verliezen; teruglopen; verlopen; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven; toegeven; afstaan; wijken reculertirer ou pousser un objet en arrière.