Alemán

Traducciones detalladas de bewirken de alemán a neerlandés

bewirken:

bewirken verbo (bewirke, bewirkst, bewirkt, bewirkte, bewirktet, bewirkt)

  1. bewirken (sorgen für; sich kümmern; sorgen; verlassen)
    zorgen; zorg dragen
  2. bewirken (fertigbringen; schaffen; vollführen; )
    voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen
    • bewerkstelligen verbo (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
    • klaarspelen verbo (speel klaar, speelt klaar, speelde klaar, speelden klaar, klaargespeeld)
    • bedingen verbo (beding, bedingt, bedong, bedongen, bedongen)
    • fixen verbo
    • lappen verbo (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)
  3. bewirken (verursachen; auslösen; antun; anstiften)
    veroorzaken; aandoen; berokkenen
    • veroorzaken verbo (veroorzaak, veroorzaakt, veroorzaakte, veroorzaakten, veroorzaakt)
    • aandoen verbo (doe aan, doet aan, deed aan, deden aan, aangedaan)
    • berokkenen verbo (berokken, berokkent, berokkende, berokkenden, berokkend)

Conjugaciones de bewirken:

Präsens
  1. bewirke
  2. bewirkst
  3. bewirkt
  4. bewirken
  5. bewirkt
  6. bewirken
Imperfekt
  1. bewirkte
  2. bewirktest
  3. bewirkte
  4. bewirkten
  5. bewirktet
  6. bewirkten
Perfekt
  1. habe bewirkt
  2. hast bewirkt
  3. hat bewirkt
  4. haben bewirkt
  5. habt bewirkt
  6. haben bewirkt
1. Konjunktiv [1]
  1. bewirke
  2. bewirkest
  3. bewirke
  4. bewirken
  5. bewirket
  6. bewirken
2. Konjunktiv
  1. bewirkte
  2. bewirktest
  3. bewirkte
  4. bewirkten
  5. bewirktet
  6. bewirkten
Futur 1
  1. werde bewirken
  2. wirst bewirken
  3. wird bewirken
  4. werden bewirken
  5. werdet bewirken
  6. werden bewirken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bewirken
  2. würdest bewirken
  3. würde bewirken
  4. würden bewirken
  5. würdet bewirken
  6. würden bewirken
Diverses
  1. bewirk!
  2. bewirkt!
  3. bewirken Sie!
  4. bewirkt
  5. bewirkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for bewirken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aandoen Ankleiden; Anlegen; Anziehen
lappen Lappen; Stofflappen; Tücher
zorgen Elend; Not; Schlamassel; Schwierigkeit; Sorge
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aandoen anstiften; antun; auslösen; bewirken; verursachen ankleiden; anlegen; anrichten; anschalten; antun; anziehen; einschalten; herbeiführen; kleiden; sichanziehen
bedingen bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen
berokkenen anstiften; antun; auslösen; bewirken; verursachen
bewerkstelligen bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen bilden; realisieren; schaffen; verwirklichen; vollführen; zurechtbringen; zustande bringen
fixen bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen
klaarspelen bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen beenden; einseifen; erledigen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollenden; zuendespielen; zustandebringen
lappen bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen deichseln; einem einen Streich spielen; einseifen; fertigbringen; fertigkriegen; hinkriegen; schaukeln
veroorzaken anstiften; antun; auslösen; bewirken; verursachen anrichten; herbeiführen; hervorrufen; verursachen
voor elkaar krijgen bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen beenden; einseifen; erledigen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollenden; zuendespielen; zustandebringen
zorg dragen bewirken; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen
zorgen bewirken; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen sorgen; versorgen; zu etwas führen

Sinónimos de "bewirken":