Alemán

Traducciones detalladas de hoffen de alemán a neerlandés

hoffen:

hoffen verbo (hoffe, hoffst, hofft, hoffte, hofftet, gehofft)

  1. hoffen (erhoffen; wünschen)
    hopen; op hopen zetten
  2. hoffen (herbeisehnen; verlangen; schmachten; sich sehnen)
    hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
  3. hoffen (erwarten; entgegensehen; voraussehen)
    verwachten; uitkijken naar; tegemoetzien; vooruitzien
    • verwachten verbo (verwacht, verwachtte, verwachtten, verwacht)
    • uitkijken naar verbo (kijk uit naar, kijkt uit naar, keek uit naar, keken uit naar, uitgekeken naar)
    • tegemoetzien verbo (zie tegemoet, ziet tegemoet, zag tegemoet, zagen tegemoet, tegemoet gezien)
    • vooruitzien verbo (zie vooruit, ziet vooruit, zag vooruit, zagen vooruit, vooruitgezien)
  4. hoffen (begehren; wünschen; erwarten; herbeisehnen)
    verlangen; begeren
    • verlangen verbo (verlang, verlangt, verlangde, verlangden, verlangd)
    • begeren verbo (begeer, begeert, begeerde, begeerden, begeerd)
  5. hoffen (herbeisehnen; erwarten; wünschen)
    hunkeren; sterk verlangen

Conjugaciones de hoffen:

Präsens
  1. hoffe
  2. hoffst
  3. hofft
  4. hoffen
  5. hofft
  6. hoffen
Imperfekt
  1. hoffte
  2. hofftest
  3. hoffte
  4. hofften
  5. hofftet
  6. hofften
Perfekt
  1. habe gehofft
  2. hast gehofft
  3. hat gehofft
  4. haben gehofft
  5. habt gehofft
  6. haben gehofft
1. Konjunktiv [1]
  1. hoffe
  2. hoffest
  3. hoffe
  4. hoffen
  5. hoffet
  6. hoffen
2. Konjunktiv
  1. hoffte
  2. hofftest
  3. hoffte
  4. hofften
  5. hofftet
  6. hofften
Futur 1
  1. werde hoffen
  2. wirst hoffen
  3. wird hoffen
  4. werden hoffen
  5. werdet hoffen
  6. werden hoffen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde hoffen
  2. würdest hoffen
  3. würde hoffen
  4. würden hoffen
  5. würdet hoffen
  6. würden hoffen
Diverses
  1. hoffe !
  2. hofft !
  3. hoffen Sie !
  4. gehofft
  5. hoffend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for hoffen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
begeren Begehren; Begierde; Verlangen
hopen Haufen
hunkeren Schmachten; Sich sehnen nach; Verlangt
verlangen Begehren; Begierde; Schmachten; Sich sehnen nach; Verlangen; Verlangt; Wunsch
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
begeren begehren; erwarten; herbeisehnen; hoffen; wünschen
hopen erhoffen; herbeisehnen; hoffen; schmachten; sich sehnen; verlangen; wünschen anhäufen; ansammeln; aufhäufen; sammeln; stapeln; zusammendrängen
hunkeren erwarten; herbeisehnen; hoffen; wünschen
op hopen zetten erhoffen; hoffen; wünschen
spinzen herbeisehnen; hoffen; schmachten; sich sehnen; verlangen
sterk verlangen erwarten; herbeisehnen; hoffen; wünschen
tegemoetzien entgegensehen; erwarten; hoffen; voraussehen
uitkijken naar entgegensehen; erwarten; hoffen; voraussehen ausschauen; ausspähen; sich freuen auf etwas; spähen
van hoop vervuld zijn herbeisehnen; hoffen; schmachten; sich sehnen; verlangen
verlangen begehren; erwarten; herbeisehnen; hoffen; schmachten; sich sehnen; verlangen; wünschen anfordern; einfordern; erfordern; erheben; fordern
verwachten entgegensehen; erwarten; hoffen; voraussehen
vooruitzien entgegensehen; erwarten; hoffen; voraussehen

Sinónimos de "hoffen":


Wiktionary: hoffen

hoffen
verb
  1. zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen
hoffen
verb
  1. wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt

Cross Translation:
FromToVia
hoffen hopen hope — to want something to happen, with expectation that it might
hoffen hopen espérer — (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un.
hoffen hopen; begeren; trek hebben in; verkiezen; verlangen; wensen souhaiterformer un souhait.