Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. polstern:
  2. Wiktionary:


Alemán

Traducciones detalladas de polstern de alemán a neerlandés

polstern:

polstern verbo (polstere, polsterst, polstert, polsterte, polstertet, gepolstert)

  1. polstern (bekleiden; beziehen; ausstatten; ankleiden)
    bekleden; van bekleding voorzien; overtrekken; stofferen
    • bekleden verbo (bekleed, bekleedt, bekleedde, bekleedden, bekleed)
    • overtrekken verbo (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)
    • stofferen verbo (stoffeer, stoffeert, stoffeerde, stoffeerden, gestoffeeerd)

Conjugaciones de polstern:

Präsens
  1. polstere
  2. polsterst
  3. polstert
  4. polsteren
  5. polstert
  6. polsteren
Imperfekt
  1. polsterte
  2. polstertest
  3. polsterte
  4. polsterten
  5. polstertet
  6. polsterten
Perfekt
  1. habe gepolstert
  2. hast gepolstert
  3. hat gepolstert
  4. haben gepolstert
  5. habt gepolstert
  6. haben gepolstert
1. Konjunktiv [1]
  1. polstere
  2. polsterest
  3. polstere
  4. polsteren
  5. polsteret
  6. polsteren
2. Konjunktiv
  1. polsterte
  2. polstertest
  3. polsterte
  4. polsterten
  5. polstertet
  6. polsterten
Futur 1
  1. werde polstern
  2. wirst polstern
  3. wird polstern
  4. werden polstern
  5. werdet polstern
  6. werden polstern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde polstern
  2. würdest polstern
  3. würde polstern
  4. würden polstern
  5. würdet polstern
  6. würden polstern
Diverses
  1. polster!
  2. polstert!
  3. polsteren Sie!
  4. gepolstert
  5. polsternd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for polstern:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
overtrekken Bezüge; Überzüge
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bekleden ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen
overtrekken ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern bedecken; bekleiden; beziehen; durchpausen; verdecken; verkleiden; versehen
stofferen ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern
van bekleding voorzien ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern

Wiktionary: polstern

polstern
verb
  1. met stof bedekken

Cross Translation:
FromToVia
polstern vullen; opvullen; opzetten rembourrergarnir de bourre, de laine, de crin, etc.