Resumen


Alemán

Traducciones detalladas de regulieren de alemán a neerlandés

regulieren:

regulieren verbo (reguliere, regulierst, reguliert, regulierte, reguliertet, reguliert)

  1. regulieren (regeln; organisieren; steuern; ordnen)
    regelen; arrangeren; afspreken; bedisselen
    • regelen verbo (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • arrangeren verbo (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
    • afspreken verbo (spreek af, spreekt af, sprak af, spraken af, afgesproken)
    • bedisselen verbo (bedissel, bedisselt, bedisselde, bedisselden, bedisseld)
  2. regulieren
    reguleren
    • reguleren verbo (reguleer, reguleert, reguleerde, reguleerden, gereguleerd)
  3. regulieren (angleichen)
    gelijk trekken
    • gelijk trekken verbo (trek gelijk, trekt gelijk, trok gelijk, trokken gelijk, gelijk getrokken)
  4. regulieren (normalisieren; standardisieren; normieren; formalisieren)
    normaliseren; standaardiseren
    • normaliseren verbo (normaliseer, normaliseert, normaliseerde, normaliseerden, genormaliseerd)
    • standaardiseren verbo (standaardiseer, standaardiseert, standaardiseerde, standaardiseerden, gestandaardiseerd)
  5. regulieren (reglementieren; einrichten; regeln; einteilen; einordnen)
    reglementeren
    • reglementeren verbo (reglementeer, reglementeert, reglementeerde, reglementeerden, gereglementeerd)
  6. regulieren (regeln)
    regulariseren
    • regulariseren verbo (regulariseer, regulariseert, regulariseerde, regulariseerden, geregulariseerd)

Conjugaciones de regulieren:

Präsens
  1. reguliere
  2. regulierst
  3. reguliert
  4. regulieren
  5. reguliert
  6. regulieren
Imperfekt
  1. regulierte
  2. reguliertest
  3. regulierte
  4. regulierten
  5. reguliertet
  6. regulierten
Perfekt
  1. habe reguliert
  2. hast reguliert
  3. hat reguliert
  4. haben reguliert
  5. habt reguliert
  6. haben reguliert
1. Konjunktiv [1]
  1. reguliere
  2. regulierest
  3. reguliere
  4. regulieren
  5. regulieret
  6. regulieren
2. Konjunktiv
  1. regulierte
  2. reguliertest
  3. regulierte
  4. regulierten
  5. reguliertet
  6. regulierten
Futur 1
  1. werde regulieren
  2. wirst regulieren
  3. wird regulieren
  4. werden regulieren
  5. werdet regulieren
  6. werden regulieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde regulieren
  2. würdest regulieren
  3. würde regulieren
  4. würden regulieren
  5. würdet regulieren
  6. würden regulieren
Diverses
  1. regulier!
  2. reguliert!
  3. regulieren Sie!
  4. reguliert
  5. regulierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for regulieren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afspreken Abmachen; Absprechen; Akkordieren
regelen Abstimmen; Einstellen; Feineinstellung; Organisieren; Regeln
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afspreken ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern abmachen; akkordieren; ausmachen; sich treffen; vereinbaren; übereinkommen
arrangeren ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern anordnen; arrangieren; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; einteilen; erbauen; errichten; gruppieren; herrichten; klassifizieren; ordnen; organisieren; regeln; sortieren; veranstalten
bedisselen ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern
gelijk trekken angleichen; regulieren
normaliseren formalisieren; normalisieren; normieren; regulieren; standardisieren
regelen ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern Maßregeln treffen; ablehnen; abstimmen; anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; in Ordnung bringen; klären; organisieren; regeln; veranstalten
reglementeren einordnen; einrichten; einteilen; regeln; reglementieren; regulieren
regulariseren regeln; regulieren
reguleren regulieren
standaardiseren formalisieren; normalisieren; normieren; regulieren; standardisieren
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
normaliseren normalisieren

Sinónimos de "regulieren":


Wiktionary: regulieren


Cross Translation:
FromToVia
regulieren beheersen govern — to control the actions of