Inglés

Traducciones detalladas de arrange de inglés a neerlandés

arrange:

to arrange verbo (arranges, arranged, arranging)

  1. to arrange
    regelen; arrangeren; afspreken; bedisselen
    • regelen verbo (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • arrangeren verbo (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
    • afspreken verbo (spreek af, spreekt af, sprak af, spraken af, afgesproken)
    • bedisselen verbo (bedissel, bedisselt, bedisselde, bedisselden, bedisseld)
  2. to arrange
    regelen; arrangeren; iets op touw zetten
  3. to arrange (regulate; settle; order; fix)
    regelen; schikken
    • regelen verbo (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • schikken verbo (schik, schikt, schikte, schikten, geschikt)
  4. to arrange (set up; install; instal)
    installeren; inrichten
    • installeren verbo (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)
    • inrichten verbo (richt in, richtte in, richtten in, ingericht)
  5. to arrange (agree on)
    afspreken; iets overeenkomen
  6. to arrange (sort out; assort; shunt; )
    sorteren; rangeren; schiften; uitzoeken; ordenen
    • sorteren verbo (sorteer, sorteert, sorteerde, sorteerden, gesorteerd)
    • rangeren verbo (rangeer, rangeert, rangeerde, rangeerden, gerangeerd)
    • schiften verbo (schift, schiftte, schiftten, geschift)
    • uitzoeken verbo (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ordenen verbo (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)
  7. to arrange (put in order; order; range)
    rangschikken; rangordenen
    • rangschikken verbo (rangschik, rangschikt, rangschikte, rangschikten, gerangschikt)
    • rangordenen verbo (rangorden, rangordent, rangordende, rangordenden, gerangordend)
  8. to arrange (coordinate; organize; organise)
    coördineren
    • coördineren verbo (coördineer, coördineert, coördineerde, coördineerden, gecoördineerd)
  9. to arrange (orchestrate)
    arrangeren; orkestreren; instrumenteren
    • arrangeren verbo (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
    • orkestreren verbo (orkestreer, orkestreert, orkestreerde, orkestreerden, georkestreerd)
    • instrumenteren verbo (instrumenteer, instrumenteert, instrumenteerde, instrumenteerden, geïnstrumenteerd)
  10. to arrange (home decorating; organize; organise)

Conjugaciones de arrange:

present
  1. arrange
  2. arrange
  3. arranges
  4. arrange
  5. arrange
  6. arrange
simple past
  1. arranged
  2. arranged
  3. arranged
  4. arranged
  5. arranged
  6. arranged
present perfect
  1. have arranged
  2. have arranged
  3. has arranged
  4. have arranged
  5. have arranged
  6. have arranged
past continuous
  1. was arranging
  2. were arranging
  3. was arranging
  4. were arranging
  5. were arranging
  6. were arranging
future
  1. shall arrange
  2. will arrange
  3. will arrange
  4. shall arrange
  5. will arrange
  6. will arrange
continuous present
  1. am arranging
  2. are arranging
  3. is arranging
  4. are arranging
  5. are arranging
  6. are arranging
subjunctive
  1. be arranged
  2. be arranged
  3. be arranged
  4. be arranged
  5. be arranged
  6. be arranged
diverse
  1. arrange!
  2. let's arrange!
  3. arranged
  4. arranging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for arrange:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afspreken agreeing; arranging
inrichten furnishing; furniture; home furnishings; provisioning
ordenen arrangement; ordening
rangschikken classification; classifying
regelen organizing; tuning
schikken arrangement; ordening
uitzoeken selecting; sifting; sorting
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afspreken agree on; arrange agree; assemble; come to an agreement; forgather; get together; see each other; visit
arrangeren arrange; orchestrate classify; group
bedisselen arrange
coördineren arrange; coordinate; organise; organize
huis inrichten arrange; home decorating; organise; organize
iets op touw zetten arrange
iets overeenkomen agree on; arrange
inrichten arrange; instal; install; set up furnish; provision
installeren arrange; instal; install; set up appoint; assemble; construct; establish; fit; instal; install; institute; lay; place; set up
instrumenteren arrange; orchestrate instrument
ordenen arrange; assort; group; select; shunt; sift; sort out catalogue; classify; group; list all the points; order; organise; organize
orkestreren arrange; orchestrate
rangeren arrange; assort; group; select; shunt; sift; sort out
rangordenen arrange; order; put in order; range
rangschikken arrange; order; put in order; range class; classify; group; order; prioritize; rank
regelen arrange; fix; order; regulate; settle adjust; finish; fix; have ended; have finished; tune
schiften arrange; assort; group; select; shunt; sift; sort out choose; get acid; make sour; pick; pick out; prefer; select; single out; sort out; sour; turn sour
schikken arrange; fix; order; regulate; settle make up; patch up a quarrel; reconcile; settle; suit; suit one's convenience
sorteren arrange; assort; group; select; shunt; sift; sort out sort
uitzoeken arrange; assort; group; select; shunt; sift; sort out choose; disentangle; disentwine; pick; pick out; prefer; select; single out; sort out; unravel
- coif; coiffe; coiffure; do; dress; fix up; format; order; put; set; set up; stage
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
sorteren sorting
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- adapt; clear; have the use of; organise; organize; range

Palabras relacionadas con "arrange":


Sinónimos de "arrange":


Antónimos de "arrange":

  • disarrange

Definiciones relacionadas de "arrange":

  1. arrange attractively1
  2. arrange thoughts, ideas, temporal events1
    • arrange my schedule1
  3. make arrangements for1
    • Can you arrange a meeting with the President?1
  4. put into a proper or systematic order1
    • arrange the books on the shelves in chronological order1
  5. plan, organize, and carry out (an event)1
  6. adapt for performance in a different way1
  7. set (printed matter) into a specific format1

Wiktionary: arrange

arrange
verb
  1. to put in order
  2. to set up, organise
arrange
verb
  1. (overgankelijk) in een bepaalde orde rangschikken, ordenen
  2. in staat zijn zelfstandig dagelijkse dingen te doen
  3. beslissen, regelen
  4. een bepaalde volgorde in iets aanbrengen
  5. zorgen dat het gebeurt

Cross Translation:
FromToVia
arrange systematiseren systematisieren — (transitiv) ein System schaffen, anlegen; in ein System bringen
arrange overeenkomen; afspreken vereinbaren — eine Abmachung treffen
arrange aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen arrangerarranger (transitive) (fr)
arrange stemmen; beschikken over; disponeren; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen disposerarranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
arrange stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.

Traducciones relacionadas de arrange