Inglés

Traducciones detalladas de cleave de inglés a neerlandés

cleave:

to cleave verbo (cleaves, cleft, cleaving)

  1. to cleave (hew through; cut)
    kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen
    • kloven verbo (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
    • klieven verbo (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)
    • doorklieven verbo (klief door, klieft door, kliefde door, kliefden door, doorgekliefd)
    • doorhakken verbo (hak door, hakt door, hakte door, hakten door, doorgehakt)
    • doorhouwen verbo (houw door, houwt door, houwde door, houwden door, doorgehouwd)
  2. to cleave (divide; split; divorce; )
    splitsen; scheiden; uitsplitsen; uiteengaan; loskoppelen; uit elkaar halen
    • splitsen verbo (splits, splitst, splitsde, splitsden, gesplitst)
    • scheiden verbo (scheid, scheidt, scheidde, scheidden, gescheiden)
    • uitsplitsen verbo (splits uit, splitst uit, splitste uit, splitsten uit, uitgesplitst)
    • uiteengaan verbo (ga uiteen, gaat uiteen, ging uiteen, gingen uiteen, uiteengegaan)
    • loskoppelen verbo (koppel los, koppelt los, koppelde los, koppelden los, losgekoppeld)
    • uit elkaar halen verbo (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
  3. to cleave (split open; split; chop into small pieces; )
    splitsen; kloven; uiteensplijten; splijten; klieven
    • splitsen verbo (splits, splitst, splitsde, splitsden, gesplitst)
    • kloven verbo (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
    • uiteensplijten verbo (splijt uiteen, splijtte uiteen, splijtten uiteen, uiteengespleten)
    • splijten verbo (splijt, speet, spleten, gespleten)
    • klieven verbo (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)

Conjugaciones de cleave:

present
  1. cleave
  2. cleave
  3. cleaves
  4. cleave
  5. cleave
  6. cleave
simple past
  1. cleft
  2. cleft
  3. cleft
  4. cleft
  5. cleft
  6. cleft
present perfect
  1. have cleft
  2. have cleft
  3. has cleft
  4. have cleft
  5. have cleft
  6. have cleft
past continuous
  1. was cleaving
  2. were cleaving
  3. was cleaving
  4. were cleaving
  5. were cleaving
  6. were cleaving
future
  1. shall cleave
  2. will cleave
  3. will cleave
  4. shall cleave
  5. will cleave
  6. will cleave
continuous present
  1. am cleaving
  2. are cleaving
  3. is cleaving
  4. are cleaving
  5. are cleaving
  6. are cleaving
subjunctive
  1. be cleft
  2. be cleft
  3. be cleft
  4. be cleft
  5. be cleft
  6. be cleft
diverse
  1. cleave!
  2. let's cleave!
  3. cleft
  4. cleft
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for cleave:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
kloven mountain cleaves
loskoppelen disconnect
uiteengaan dispersing; separating
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
doorhakken cleave; cut; hew through
doorhouwen cleave; cut; hew through
doorklieven cleave; cut; hew through
doormidden hakken cleave; cut; hew through
in tweeën houwen cleave; cut; hew through
klieven chop; chop into small pieces; chop up; cleave; crack; cut; hew through; split; split open
kloven chop; chop into small pieces; chop up; cleave; crack; cut; hew through; split; split open
loskoppelen cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split detach; undock
scheiden cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split break up; differentiate; divorce; go separate ways; loosen; part; release; separate; set free; split; split up; tear off; unlace; untie; work loose
splijten chop; chop into small pieces; chop up; cleave; crack; split; split open
splitsen chop; chop into small pieces; chop up; cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split; split open differentiate; itemise; itemize; separate; split; split up; splitting; tear off
uit elkaar halen cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split break down; break up; clear away; clear up; demolish; destroy; disentangle; dismantle; drag down; get down; pull down; remove; separate; solve; strip down; take apart a machine; take down; tear down; tear loose; unbutton; unharness; unravel; unriddle; unrig; untie; wreck
uiteengaan cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split break up; go separate ways; part; separate; split up
uiteensplijten chop; chop into small pieces; chop up; cleave; crack; split; split open
uitsplitsen cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split
- adhere; cling; cohere; rive; split; stick

Palabras relacionadas con "cleave":


Sinónimos de "cleave":


Definiciones relacionadas de "cleave":

  1. come or be in close contact with; stick or hold together and resist separation1
  2. separate or cut with a tool, such as a sharp instrument1
    • cleave the bone1
  3. make by cutting into1
    • The water is going to cleave a channel into the rock1

Wiktionary: cleave

cleave
verb
  1. langs een scherp breukvlak in tweeën hakken
  2. het op bepaalde wijzen splijten van een diamant

Cross Translation:
FromToVia
cleave klieven; kloven kliebentransitiv; österreichisch, südostdeutsch umgangssprachlich: (Holz) der Länge nach zerteilen
cleave klieven; doorklieven; kloven; splijten fendre — Traductions à trier suivant le sens

Traducciones relacionadas de cleave