Inglés

Traducciones detalladas de cultivated de inglés a neerlandés

cultivated:

cultivated [the ~] sustantivo

  1. the cultivated (civilised; civilized)
    beschaafde

Translation Matrix for cultivated:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
beschaafde civilised; civilized; cultivated
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
beschaafd civil; civilised; civilized; courteous; cultivated; cultured; polite chivalrous; civil; complaisant; courteous; courtly; dignified; forward; mannerly; obliging; pliable; pliant; polite; proper; properly; reputable; respectable; responsive; well bred; well educated; well-educated; well-mannered
geciviliseerd civil; civilised; civilized; courteous; cultivated; cultured; polite
gecultiveerd civil; civilised; civilized; courteous; cultivated; cultured; polite; under crop; well tended
ontwikkeld civil; civilised; civilized; courteous; cultivated; cultured; polite academic; developed; erudite; exploited; learned; lettered; reclamated; sage; scholarly; university-educated; very learned; well-educated; well-read; wise
- civilised; civilized; cultured; genteel; polite
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- educated; trained
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
met zorg aangekweekt cultivated; cultured; well tended

Palabras relacionadas con "cultivated":


Sinónimos de "cultivated":


Antónimos de "cultivated":


Definiciones relacionadas de "cultivated":

  1. (of land or fields) prepared for raising crops by plowing or fertilizing1
    • cultivated land1
  2. marked by refinement in taste and manners1
    • cultivated speech1
  3. no longer in the natural state; developed by human care and for human use1
    • cultivated roses1
    • cultivated blackberries1

cultivate:

to cultivate verbo (cultivates, cultivated, cultivating)

  1. to cultivate (breed; clone)
    kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken
    • kweken verbo (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken verbo (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • voortbrengen verbo (breng voort, brengt voort, bracht voort, brachten voort, voortgebracht)
    • genereren verbo (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)
    • verbouwen verbo (verbouw, verbouwt, verbouwde, verbouwden, verbouwd)
    • procreëren verbo
    • planten verbo (plant, plantte, plantten, geplant)
    • telen verbo (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)
    • aankweken verbo (kweek aan, kweekt aan, kweekte aan, kweekten aan, aangekweekt)
    • aanplanten verbo (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)
    • opkweken verbo (kweek op, kweekt op, kweekte op, kweekten op, opgekweekt)
  2. to cultivate (civilize; civilise)
    cultiveren; ontwikkelen; civiliseren; beschaven
    • cultiveren verbo (cultiveer, cultiveert, cultiveerde, cultiveerden, gecultiveerd)
    • ontwikkelen verbo (ontwikkel, ontwikkelt, ontwikkelde, ontwikkelden, ontwikkeld)
    • civiliseren verbo (civiliseer, civiliseert, civiliseerde, civiliseerden, geciviliseerd)
    • beschaven verbo (beschaaf, beschaaft, beschaafde, beschaafden, beschaafd)
  3. to cultivate (breed; raise; rear)
    kweken; fokken; opfokken
    • kweken verbo (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken verbo (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • opfokken verbo (fok op, fokt op, fokte op, fokten op, opgefokt)
  4. to cultivate (develop)
    ontginnen; voor landbouw klaar maken

Conjugaciones de cultivate:

present
  1. cultivate
  2. cultivate
  3. cultivates
  4. cultivate
  5. cultivate
  6. cultivate
simple past
  1. cultivated
  2. cultivated
  3. cultivated
  4. cultivated
  5. cultivated
  6. cultivated
present perfect
  1. have cultivated
  2. have cultivated
  3. has cultivated
  4. have cultivated
  5. have cultivated
  6. have cultivated
past continuous
  1. was cultivating
  2. were cultivating
  3. was cultivating
  4. were cultivating
  5. were cultivating
  6. were cultivating
future
  1. shall cultivate
  2. will cultivate
  3. will cultivate
  4. shall cultivate
  5. will cultivate
  6. will cultivate
continuous present
  1. am cultivating
  2. are cultivating
  3. is cultivating
  4. are cultivating
  5. are cultivating
  6. are cultivating
subjunctive
  1. be cultivated
  2. be cultivated
  3. be cultivated
  4. be cultivated
  5. be cultivated
  6. be cultivated
diverse
  1. cultivate!
  2. let's cultivate!
  3. cultivated
  4. cultivating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for cultivate:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aankweken breeding; cultivating; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; plantation; planting; production; raise; rear; reproduction
aanplanten cultivating; growing; plantation; planting
beschaven civilizing; cultivating; polishing; refining
cultiveren civilizing; cultivating; improvements; polishing; refining; stimulations
fokken breeding; raise; rear
kweken breeding; cultivating; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; production; raising; reproduction
ontwikkelen civilizing; cultivating; polishing; refining
planten cultivating; growing; plantation; planting; vegetation
telen breeding; breeding farm; cattle breeding station; cultivating; growing; raising; stock farm
verbouwen breeding; cultivating; growing; raising
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aankweken breed; clone; cultivate
aanplanten breed; clone; cultivate
beschaven civilise; civilize; cultivate
civiliseren civilise; civilize; cultivate
cultiveren civilise; civilize; cultivate
fokken breed; clone; cultivate; raise; rear
genereren breed; clone; cultivate
kweken breed; clone; cultivate; raise; rear
ontginnen cultivate; develop develop; reclaim
ontwikkelen civilise; civilize; cultivate blossom; develop; evolve; exercise; fill out; grow in size; practice; practise; train; tutor; unfold
opfokken breed; cultivate; raise; rear bait; incite; instigate; stir up
opkweken breed; clone; cultivate
planten breed; clone; cultivate implant; plant
procreëren breed; clone; cultivate
telen breed; clone; cultivate
verbouwen breed; clone; cultivate rebuild; reconstruct
voor landbouw klaar maken cultivate; develop
voortbrengen breed; clone; cultivate bred; bring a child into the world; bring forth; calve; construct; fabricate; give birth; give birth to; litter; make; manufacture; produce
- civilise; civilize; crop; domesticate; educate; naturalise; naturalize; school; tame; train; work
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- see to; tend

Palabras relacionadas con "cultivate":


Sinónimos de "cultivate":


Definiciones relacionadas de "cultivate":

  1. adapt (a wild plant or unclaimed land) to the environment1
  2. prepare for crops1
    • cultivate the land1
  3. foster the growth of1
  4. teach or refine to be discriminative in taste or judgment1

Wiktionary: cultivate

cultivate
verb
  1. turn or stir soil in preparation for planting
  2. nurture
  3. grow plants, notably crops
cultivate
verb
  1. landbouwgrond bewerken
  2. door nauwgezette verzorging doen groeien
  3. planten telen

Cross Translation:
FromToVia
cultivate bebouwen; beschaven; kweken; aankweken; telen; verbouwen cultivertravailler une terre pour la rendre plus fertile et pour améliorer ses productions.
cultivate accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen; in kassen kweken; murw maken forcerbriser, rompre, ouvrir quelque chose avec violence.

Traducciones relacionadas de cultivated