Resumen


Inglés

Traducciones detalladas de influx de inglés a neerlandés

influx:

influx [the ~] sustantivo

  1. the influx (rush; flow; stampede; squash)
    de drukte; de toeloop; de toevloed; het gedrang
  2. the influx (inflow)
    toestroom
  3. the influx (flood; high water; stream; inflow)
    de vloed; het hoogwater
  4. the influx (inflow; stream)
    het toestromen; het toevloeien

Translation Matrix for influx:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
drukte flow; influx; rush; squash; stampede ballyhoo; bedlam; bustle; clamor; clamour; commotion; crowd; din; flow; fuss; hubbub; hullabaloo; hustle; hustle and bustle; liveliness; noise; pandemonium; pressure of activities; racket; rush; tumult; tumultuousness; uproar; vivacity
gedrang flow; influx; rush; squash; stampede
het toestromen inflow; influx; stream
het toevloeien inflow; influx; stream
hoogwater flood; high water; inflow; influx; stream flood; high water
toeloop flow; influx; rush; squash; stampede crowd; gathering; group
toestroom inflow; influx
toevloed flow; influx; rush; squash; stampede
vloed flood; high water; inflow; influx; stream
- inflow
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- inflow

Palabras relacionadas con "influx":

  • influxes

Sinónimos de "influx":


Antónimos de "influx":


Definiciones relacionadas de "influx":

  1. the process of flowing in1

Wiktionary: influx

influx
noun
  1. inward flow

Cross Translation:
FromToVia
influx vloed; toevloed; toeloop; bloedaandrang; congestie afflux — médecine|fr action d’affluer, concours des liquides vers une partie de l’organisme.