Resumen
Inglés a neerlandés:   más información...
  1. raising:
  2. raise:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for raising:
    • stijgende


Inglés

Traducciones detalladas de raising de inglés a neerlandés

raising:

raising [the ~] sustantivo

  1. the raising (cultivating; growing; breeding)
    telen; het kweken; verbouwen
  2. the raising (starting; beginning; striking up)
    het inzetten; aanheffen
  3. the raising (lifting up)
    het omhoogheffen; de opheffing
  4. the raising (throwing up)
    opwerpen; omhoog werpen

Translation Matrix for raising:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanheffen beginning; raising; starting; striking up
het omhoogheffen lifting up; raising
inzetten beginning; raising; starting; striking up deployment; software deployment; stakes
kweken breeding; cultivating; growing; raising breeding; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; production; reproduction
omhoog werpen raising; throwing up
opheffing lifting up; raising abolishing; cancelation; close out; discontinuance; liquidation; removal
opwerpen raising; throwing up
telen breeding; cultivating; growing; raising breeding farm; cattle breeding station; stock farm
verbouwen breeding; cultivating; growing; raising
- breeding; bringing up; elevation; fosterage; fostering; lift; nurture; rearing; upbringing
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
inzetten apply yourself; be off; begin; bet; bet on; commence; get under way; set in; show enthusiasm; show willingness; stake; start; take off; wager
kweken breed; clone; cultivate; raise; rear
opwerpen bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw in the air; throw up; throw upward; toss in the air; toss up
telen breed; clone; cultivate
verbouwen breed; clone; cultivate; rebuild; reconstruct

Palabras relacionadas con "raising":


Sinónimos de "raising":


Definiciones relacionadas de "raising":

  1. increasing in quantity or value1
    • a cost-raising increase in the basic wage rate1
  2. helping someone grow up to be an accepted member of the community1
  3. the properties acquired as a consequence of the way you were treated as a child1
  4. the event of something being raised upward1
    • a raising of the land resulting from volcanic activity1

Wiktionary: raising

raising
noun
  1. het proces waarin iemand wordt gevormd naar de normen van diens opvoeders, en daarmee meestal de samenleving waarin hij leeft

Cross Translation:
FromToVia
raising beschaving; bouw; cultuur; verbouwing; teelt; bebouwing; bewerking culture — Traductions à trier suivant le sens

raising forma de raise:

to raise verbo (raises, raised, raising)

  1. to raise (heighten; enhance)
    verhogen; hoger maken
  2. to raise (bring up; rear; educate)
    opvoeden; grootbrengen; vormen
    • opvoeden verbo (voed op, voedt op, voedde op, voedden op, opgevoed)
    • grootbrengen verbo (breng groot, brengt groot, bracht groot, brachten groot, grootgebracht)
    • vormen verbo (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)
  3. to raise (elevate; heighten)
    verhogen; ophogen
    • verhogen verbo (verhoog, verhoogt, verhoogde, verhoogden, verhoogd)
    • ophogen verbo (hoog op, hoogt op, hoogde op, hoogden op, opgehoogd)
  4. to raise (found; establish; lay the foundations; ground; tune)
    oprichten; stichten; instellen; invoeren
    • oprichten verbo (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
    • stichten verbo (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)
    • instellen verbo (stel in, stelt in, stelde in, stelden in, ingesteld)
    • invoeren verbo (voer in, voert in, voerde in, voerden in, ingevoerd)
  5. to raise (postulate; put forward; introduce)
    stellen; poneren; naar voren brengen; opperen
    • stellen verbo (stel, stelt, stelde, stelden, gesteld)
    • poneren verbo (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
    • naar voren brengen verbo (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verbo (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  6. to raise
    ophogen
    • ophogen verbo (hoog op, hoogt op, hoogde op, hoogden op, opgehoogd)
  7. to raise (lift up; lift; heave)
    opheffen; heffen; hijsen; omhoog heffen
    • opheffen verbo (hef op, heft op, hief op, hieven op, opgeheven)
    • heffen verbo (hef, heft, hief, hieffen, geheven)
    • hijsen verbo (hijs, hijst, hees, hesen, gehesen)
  8. to raise (set up; establish; erect; build)
    oprichten; optrekken; overeindzetten
    • oprichten verbo (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
    • optrekken verbo (trek op, trekt op, trok op, trokken op, opgetrokken)
    • overeindzetten verbo (zet overeind, zette overeind, zetten overeind, overeind gezet)
  9. to raise (broach a subject; put forward; initiate; )
    ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen
    • ter sprake brengen verbo (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
    • aanvoeren verbo (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • entameren verbo
    • aansnijden verbo (snijd aan, snijdt aan, sneed aan, sneden aan, aangesneden)
    • opwerpen verbo (werp op, werpt op, werpte op, werpten op, opgeworpen)
    • aankaarten verbo (kaart aan, kaartte aan, kaartten aan, aangekaart)
    • te berde brengen verbo (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
    • opperen verbo (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  10. to raise (breed; cultivate; rear)
    kweken; fokken; opfokken
    • kweken verbo (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken verbo (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • opfokken verbo (fok op, fokt op, fokte op, fokten op, opgefokt)
  11. to raise (lift up; put up)
    heffen; omhoog doen
  12. to raise (propose; bring forward; initiate; )
    naar voren brengen; opperen; poneren
    • naar voren brengen verbo (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verbo (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
    • poneren verbo (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
  13. to raise (bring up; pull up)
    ophalen; omhooghalen
    • ophalen verbo (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)
    • omhooghalen verbo (haal omhoog, haalt omhoog, haalde omhoog, haalden omhoog, omhooggehaald)
  14. to raise (build; establish; set up; erect)
    bouwen; construeren
    • bouwen verbo (bouw, bouwt, bouwde, bouwden, gebouwd)
    • construeren verbo (construeer, construeert, construeerde, construeerden, geconstrueerd)
  15. to raise (broach; bring up)
    aankaarten; ter sprake brengen; aansnijden; op tafel leggen
    • aankaarten verbo (kaart aan, kaartte aan, kaartten aan, aangekaart)
    • ter sprake brengen verbo (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
    • aansnijden verbo (snijd aan, snijdt aan, sneed aan, sneden aan, aangesneden)
  16. to raise (suggest; prompt; initiate; bring in)
    suggereren; naar voren brengen; opperen
    • suggereren verbo (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • naar voren brengen verbo (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verbo (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  17. to raise (pull up; hoist; haul in)
    hijsen; ophijsen
    • hijsen verbo (hijs, hijst, hees, hesen, gehesen)
    • ophijsen verbo (hijs op, hijst op, hees op, hesen op, opgehesen)
  18. to raise (work oneself up; build up)
    opwerken; vooruitkomen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; jezelf opwerken
  19. to raise (charm snakes)
    bezweren; slangen bezweren
  20. to raise (put upright; erect)
    rechtop zetten; omhoogbrengen
  21. to raise (adjust; put up)
  22. to raise (pull oneself up)
  23. to raise (heave; lift up)
    omhoogheffen; naar boven tillen
  24. to raise (carry up)

Conjugaciones de raise:

present
  1. raise
  2. raise
  3. raises
  4. raise
  5. raise
  6. raise
simple past
  1. raised
  2. raised
  3. raised
  4. raised
  5. raised
  6. raised
present perfect
  1. have raised
  2. have raised
  3. has raised
  4. have raised
  5. have raised
  6. have raised
past continuous
  1. was raising
  2. were raising
  3. was raising
  4. were raising
  5. were raising
  6. were raising
future
  1. shall raise
  2. will raise
  3. will raise
  4. shall raise
  5. will raise
  6. will raise
continuous present
  1. am raising
  2. are raising
  3. is raising
  4. are raising
  5. are raising
  6. are raising
subjunctive
  1. be raised
  2. be raised
  3. be raised
  4. be raised
  5. be raised
  6. be raised
diverse
  1. raise!
  2. let's raise!
  3. raised
  4. raising
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

raise [the ~] sustantivo

  1. the raise (breeding; rear)
    het fokken; aankweken; doen voorttelen

Translation Matrix for raise:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aankweken breeding; raise; rear breeding; cultivating; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; plantation; planting; production; reproduction
aansnijden beginning; broaching; starting
aanvoeren command; front position; lead; leading; taking the lead
doen voorttelen breeding; raise; rear
entameren beginning; broaching; starting
fokken breeding; raise; rear
instellen adjusting; calibration; gauging; tuning
kweken breeding; cultivating; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; production; raising; reproduction
opheffen lifting; removal; revoking; withdrawal
optrekken acceleration
opwerpen raising; throwing up
poneren advancing; postulating
stellen advancing; postulating
verhogen heaping up; piling up
vormen civilizing; cultivating; polishing; refining
- acclivity; ascent; climb; heave; hike; lift; rise; salary increase; upgrade; wage hike; wage increase
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aankaarten bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up bring up; broach; broach a subject; cut into; put forward; put on the table
aankweken breed; clone; cultivate
aansnijden bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up bring up; broach; broach a subject; cut into; put forward; put on the table
aanvoeren bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up be in command of; bring forward; command; direct; intimate; introduce; lead; order; preside; propose; suggest; take the lead
bezweren charm snakes; raise ban; banish; dispel; drive away; drive off; drive out; exile; exorcise; exorcize; expel; ostracise; ostracize; repel
bouwen build; erect; establish; raise; set up build; build up; compose; construct
construeren build; erect; establish; raise; set up
ding rechtzetten adjust; put up; raise
entameren bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up bring up; broach; broach a subject; cut into; put forward; put on the table
fokken breed; cultivate; raise; rear breed; clone; cultivate
grootbrengen bring up; educate; raise; rear
heffen heave; lift; lift up; put up; raise heave; lift; lift up
hijsen haul in; heave; hoist; lift; lift up; pull up; raise
hoger maken enhance; heighten; raise
instellen establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune adjust
invoeren establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune enter; import
jezelf opwerken build up; raise; work oneself up
kweken breed; cultivate; raise; rear breed; clone; cultivate
naar boven tillen heave; lift up; raise carry up
naar voren brengen bring forward; bring in; initiate; introduce; nominate; postulate; present; prompt; propose; put forward; raise; suggest bring forwards; bring something up; ventilate
naarbovendragen carry up; raise
omhoog doen lift up; put up; raise
omhoog heffen heave; lift; lift up; raise
omhoogbrengen erect; put upright; raise
omhooghalen bring up; pull up; raise pull up
omhoogheffen heave; lift up; raise heave; lift; lift up
op tafel leggen bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up
opfokken breed; cultivate; raise; rear bait; incite; instigate; stir up
ophalen bring up; pull up; raise collect; come round for; fetch; pick up; retrieve; take; take along; take away
opheffen heave; lift; lift up; raise abolish; adjourn; annul; break down; break up; cancel; disband; dissolve; heave; lift; lift up; melt away; neutralise; neutralize; nullify; sever; shut down; undo; unhitch; unpick
ophijsen haul in; hoist; pull up; raise
ophogen elevate; heighten; raise
opperen bring forward; bring in; bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; introduce; nominate; postulate; present; prompt; propose; put forward; put on the table; raise; reap; sting; suggest; throw up; toss in the air; toss up intimate; propose; suggest
oprichten build; erect; establish; found; ground; lay the foundations; raise; set up; tune
optrekken build; erect; establish; raise; set up hang around with; have contact
opvoeden bring up; educate; raise; rear
opwerken build up; raise; work oneself up
opwerpen bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up bring up; broach; broach a subject; cut into; put forward; put on the table; throw in the air; throw up; throw upward; toss in the air; toss up
overeindzetten build; erect; establish; raise; set up
poneren bring forward; bring in; initiate; introduce; nominate; postulate; present; propose; put forward; raise intimate; propose; suggest
rechtop zetten erect; put upright; raise
slangen bezweren charm snakes; raise
stellen introduce; postulate; put forward; raise do as if; feign; pretend; sham
stichten establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune
suggereren bring in; initiate; prompt; raise; suggest advise; suggest
te berde brengen bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up bring up; broach; broach a subject; cut into; intimate; propose; put forward; put on the table; suggest
ter sprake brengen bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up bring something up; bring up; broach; broach a subject; cut into; drag up; put forward; put on the table; rake up; stir up; ventilate
uit een minder gunstige positie vooruitkomen build up; raise; work oneself up
verhogen elevate; enhance; heighten; raise
vooruitkomen build up; raise; work oneself up get better; improve; make head-way; make progress; progress
vormen bring up; educate; raise; rear be; form; give shape; knead; massage; model; mould; shape
zich omhoogtrekken pull oneself up; raise
zich optrekken aan pull oneself up; raise
- advance; arouse; bring up; elevate; elicit; enhance; enkindle; erect; evoke; farm; fire; get up; grow; heighten; kick upstairs; kindle; leaven; levy; lift; nurture; parent; produce; promote; prove; provoke; put up; rear; recruit; resurrect; set up; upgrade; upraise
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- aggravate; borrow; bring up; build; erect; heighten; increase; rear

Palabras relacionadas con "raise":


Sinónimos de "raise":


Antónimos de "raise":


Definiciones relacionadas de "raise":

  1. the act of raising something1
    • fireman learn several different raises for getting ladders up1
  2. increasing the size of a bet (as in poker)1
    • I'll see your raise and double it1
  3. the amount a salary is increased1
    • he got a 3% raise1
  4. an upward slope or grade (as in a road)1
  5. cause to become alive again1
    • raise from the dead1
    • Upraising ghosts1
  6. raise the level or amount of something1
    • raise my salary1
    • raise the price of bread1
  7. increase1
  8. put an end to1
    • raise a siege1
  9. raise in rank or condition1
  10. invigorate or heighten1
  11. bring (a surface or a design) into relief and cause to project1
    • raised edges1
  12. multiply (a number) by itself a specified number of times: 8 is 2 raised to the power 31
  13. establish radio communications with1
    • They managed to raise Hanoi last night1
  14. activate or stir up1
    • raise a mutiny1
  15. cause to be heard or known; express or utter1
    • raise a shout1
    • raise a protest1
    • raise a sad cry1
  16. pronounce (vowels) by bringing the tongue closer to the roof of the mouth1
    • raise your `o'1
  17. put forward for consideration or discussion1
    • raise the question of promotions1
  18. cause to assemble or enlist in the military1
    • raise an army1
  19. bet more than the previous player1
  20. bid (one's partner's suit) at a higher level1
  21. construct, build, or erect1
  22. cultivate by growing, often involving improvements by means of agricultural techniques1
    • We raise hogs here1
  23. create a disturbance, especially by making a great noise1
    • raise hell1
    • raise the roof1
    • raise Cain1
  24. call forth (emotions, feelings, and responses)1
    • raise a smile1
  25. move upwards1
  26. raise from a lower to a higher position1
  27. cause to puff up with a leaven1
  28. collect funds for a specific purpose1
    • The President raised several million dollars for his college1
  29. give a promotion to or assign to a higher position1
  30. bring up1
    • raise a family1

Wiktionary: raise

raise
verb
  1. to cause to rise
noun
  1. increase in wages
raise
verb
  1. tillen, opheffen
  2. (overgankelijk) op opwaartse richting doen bewegen
  3. hoger doen worden

Cross Translation:
FromToVia
raise meer gaan betalen; opslag geven; groeien; aangroeien; stijgen; toenemen; vergroten; vermeerderen; uitbouwen; uitbreiden; gedijen; wassen; aanwassen augmenterrendre une quantité plus grande.
raise collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen collectionner — Réunir en collections.
raise accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen; in kassen kweken; murw maken forcerbriser, rompre, ouvrir quelque chose avec violence.
raise doen zwellen; oppompen; verhogen hausserrendre plus haut, mettre dans une situation plus haute, élever.
raise beuren; heffen; ophalen; oprichten; tillen; verheffen lever — Faire qu’une chose être plus haut qu’elle n’était.
raise collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; opeenhopen; ophopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
raise afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; groeperen; ophopen; opeenhopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
raise accepteren; aannemen; ontvangen; oogsten; collecteren; innen; inzamelen; plukken; rapen; verzamelen recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».
raise beuren; heffen; ophalen; oprichten; tillen; verheffen souleverlever à une faible hauteur.
raise dresseren; grootbrengen; kweken; opleiden; opvoeden éduquer — Former par l’éducation, instruire.
raise beuren; heffen; ophalen; oprichten; tillen; verheffen; fokken; opfokken élever — Traductions à trier suivant le sens

Traducciones relacionadas de raising