Español

Traducciones detalladas de retén de español a neerlandés

retén:


Sinónimos de "retén":


Wiktionary: retén

retén
noun
  1. iemand die een bepaald stuk/recht in handen heeft.

retener:

retener verbo

  1. retener (guardar; contener)
    houden; achterhouden; geen afstand doen van; inhouden
    • houden verbo (houd, houdt, hield, hielden, gehouden)
    • achterhouden verbo (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • inhouden verbo (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
  2. retener (recordar; reservarse)
    onthouden; opnemen; opslaan
    • onthouden verbo (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • opnemen verbo (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • opslaan verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
  3. retener (impedir; detener)
    weerhouden; beletten; ervanaf houden; afhouden
    • weerhouden verbo (weerhoud, weerhoudt, weerhield, weerhielden, weerhouden)
    • beletten verbo (belet, belette, beletten, belet)
    • afhouden verbo (houd af, houdt af, hield af, hielden af, afgehouden)
  4. retener (perseverar; empujar; calar; )
    doorzetten; doordouwen
    • doorzetten verbo (zet door, zette door, zetten door, doorgezet)
    • doordouwen verbo (douw door, douwt door, douwde door, douwden door, doorgedouwd)
  5. retener
    wachten
    • wachten verbo (wacht, wachtte, wachtten, gewacht)

Conjugaciones de retener:

presente
  1. retengo
  2. retienes
  3. retiene
  4. retenemos
  5. retenéis
  6. retienen
imperfecto
  1. retenía
  2. retenías
  3. retenía
  4. reteníamos
  5. reteníais
  6. retenían
indefinido
  1. retuve
  2. retuviste
  3. retuvo
  4. retuvimos
  5. retuvisteis
  6. retuvieron
fut. de ind.
  1. retendré
  2. retendrás
  3. retendrá
  4. retendremos
  5. retendréis
  6. retendrán
condic.
  1. retendría
  2. retendrías
  3. retendría
  4. retendríamos
  5. retendríais
  6. retendrían
pres. de subj.
  1. que retenga
  2. que retengas
  3. que retenga
  4. que retengamos
  5. que retengáis
  6. que retengan
imp. de subj.
  1. que retuviera
  2. que retuvieras
  3. que retuviera
  4. que retuviéramos
  5. que retuvierais
  6. que retuvieran
miscelánea
  1. ¡reten!
  2. ¡retened!
  3. ¡no retengas!
  4. ¡no retengáis!
  5. retenido
  6. reteniendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

retener [el ~] sustantivo

  1. el retener (aferrarse a)
    houden; vasthouden

Translation Matrix for retener:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afhouden impedir
beletten impedir
houden aferrarse a; retener
inhouden comprender; contener
onthouden abstinencia
opnemen absorbencia; absorber; absorbimiento; absorción; el acto de grabar en cinta; grabación
vasthouden aferrarse a; retener
wachten guardia; guardianes
weerhouden impedir
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
achterhouden contener; guardar; retener callar; contener; defraudar; dejar de lado; desfalcar; disentir; disimular; divergir; encubrir; escapar; esconder; evitar; guardarse de; huntar; mangar; mangar a; negar; no aceptar; no mencionar; ocultar; pasar por alto; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse; robar; velar
afhouden detener; impedir; retener apartar de; deducir; evitar; implicar; mantener a distancia; mantener apartado; prevenir
beletten detener; impedir; retener bloquear; impedir; levantar barricadas en; obstaculizar
doordouwen calar; empujar; filtrarse; no cesar; perseverar; retener; tener constancia y tenacidad
doorzetten calar; empujar; filtrarse; no cesar; perseverar; retener; tener constancia y tenacidad continuar; perseverar; persistir
ervanaf houden detener; impedir; retener
geen afstand doen van contener; guardar; retener
houden contener; guardar; retener
inhouden contener; guardar; retener comprender; contener; deducir; detenerse; estar inmóvil; implicar; no seguir; pararse; quedarse en su lugar; quedarse quieto; quedarse tranquilo; significar
onthouden recordar; reservarse; retener abstenerse; acordarse de; conmemorar; rechazar; recordar
opnemen recordar; reservarse; retener absorber; acoger; alzar; beberse; beberse haciendo ruido; capturar; ciudar de; coger; empaparse; grabar; grabar un texto en la cinta; incorporar; sorber; sorber haciendo ruido; sorber ruidosamente; tomarse con fruición
opslaan recordar; reservarse; retener almacenar; archivar; depositar; guardar; salvar
vasthouden adentrar; atar; calzar; detener; guardar; internar; mantener; sujetar; tener agarrado; tener detenido
wachten retener aguardar; esperar
weerhouden detener; impedir; retener

Sinónimos de "retener":


Wiktionary: retener

retener
verb
  1. in het geheugen bewaren
  2. iets of iemand stoppen

Cross Translation:
FromToVia
retener verhinderen abstain — hinder, withhold
retener detineren detain — put under custody
retener onthouden remember — to memorize
retener behouden retain — to keep in possession or use
retener vaststellen festhaltendeutlich erwähnen; in Erinnerung rufen



Neerlandés

Traducciones detalladas de retén de neerlandés a español

reet:

reet [de ~] sustantivo

  1. de reet (inkeping; kloof; uitsparing; )
    la muesca; escopladura; la entalladura

Translation Matrix for reet:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
entalladura barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing boterham; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; kartel; keep; kerf; kerfsnede; plak brood; snede; snee; sneetje
escopladura barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
muesca barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kerfsnede; snede; snee

Palabras relacionadas con "reet":

  • reten

Wiktionary: reet


Cross Translation:
FromToVia
reet culo ass — buttocks
reet culo asshole — anus
reet trasero; ano bum — informal: buttocks or anus
reet ojo del culo Arschlochvulgär: After
reet ano anus — anatomie|fr orifice du rectum par lequel se terminer l’intestin.

retén forma de rijten:

rijten verbo (rijt, reet, reten, gereten)

  1. rijten (openscheuren; losscheuren; openrijten)

Conjugaciones de rijten:

o.t.t.
  1. rijt
  2. rijt
  3. rijt
  4. rijten
  5. rijten
  6. rijten
o.v.t.
  1. reet
  2. reet
  3. reet
  4. reten
  5. reten
  6. reten
v.t.t.
  1. heb gereten
  2. hebt gereten
  3. heeft gereten
  4. hebben gereten
  5. hebben gereten
  6. hebben gereten
v.v.t.
  1. had gereten
  2. had gereten
  3. had gereten
  4. hadden gereten
  5. hadden gereten
  6. hadden gereten
o.t.t.t.
  1. zal rijten
  2. zult rijten
  3. zal rijten
  4. zullen rijten
  5. zullen rijten
  6. zullen rijten
o.v.t.t.
  1. zou rijten
  2. zou rijten
  3. zou rijten
  4. zouden rijten
  5. zouden rijten
  6. zouden rijten
en verder
  1. is gereten
  2. zijn gereten
diversen
  1. rijt!
  2. rijt!
  3. gereten
  4. rijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rijten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rasgar inscheuren; verscheuring
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
desgarrar losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten afrukken; afscheuren; ergens uitscheuren; inscheuren; scheuren; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken
desgarrarse losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten inscheuren; scheuren
rasgar losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten afrukken; afscheuren; inscheuren; scheuren; uitrukken; uitscheuren

Wiktionary: rijten

rijten
verb
  1. met een scheurende beweging uit elkaar trekken

Cross Translation:
FromToVia
rijten rasgar; desgarrar déchirer — Traductions à trier suivant le sens