Francés

Traducciones detalladas de bande de francés a neerlandés

bande:

bande [la ~] sustantivo

  1. la bande (troupe; horde)
    de bende; groep jongeren
  2. la bande (banderole; ruban)
    de strook; de banderol
  3. la bande (attroupement; clique; accumulation; rassemblement; troupe)
    de accumulatie; de groep; de bende; de samenscholing; de troep; de hoop
  4. la bande (clan; clique)
    de clan; de bende
    • clan [de ~ (m)] sustantivo
    • bende [de ~] sustantivo
  5. la bande (couple; paire; brochette; deux; brelan)
    het paar; het stelletje; de koppel; het stel
  6. la bande (ligne; trait; barre; )
    de lijn; de linie; de streep
    • lijn [de ~] sustantivo
    • linie [de ~ (v)] sustantivo
    • streep [de ~] sustantivo
  7. la bande (bâton; éclat de bois; fragment)
    het reepje
  8. la bande (troupe; masse)
    de horde; de meute; de troep
    • horde [de ~] sustantivo
    • meute [de ~] sustantivo
    • troep [de ~ (m)] sustantivo
  9. la bande (clique; clan)
    het onderonsje; de kliek
  10. la bande (volant; froufrou)
    de volant; de strook
  11. la bande (pansement; bande Velpeau; bandage)
    het verband; zwachteling
  12. la bande (bande magnétique; bobine)
    de spoel; band van bandrecorder
  13. la bande (coterie)
    de coterie
  14. la bande (ligne; rang; file; )
    het gelid; de rij
    • gelid [het ~] sustantivo
    • rij [de ~] sustantivo
  15. la bande (gîte)
    de slagzij
  16. la bande
    de band
    • band [de ~ (m)] sustantivo
  17. la bande

Translation Matrix for bande:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
accumulatie accumulation; attroupement; bande; clique; rassemblement; troupe accumulation; assemblage; collection; cumul; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas
band bande affinité; alliance; analogie; assujétissement; bande adhésive; bouquin; coalition; cohérence; cohésion; confédération; connexion; consistance; convention; corporation; corrélation; fédération; interaction; liaison; lien; ligue; livre; manque de liberté; pacte; parenté; rapport; relation; reliure; ruban adhésif; réciprocité; sujétion; syndicat; tome; traité; union; volume; édition; épaisseur
band van bandrecorder bande; bande magnétique; bobine
banderol bande; banderole; ruban
bende accumulation; attroupement; bande; clan; clique; horde; rassemblement; troupe bazar; bordel; chahut; cumul; des tas de gens; désordre; encombrement; entassement; fouillis; foule; foutoir; grand nombre de personnes; grande quantité de personnes; horde; masse; meute; multitude de gens; pagaille; tas de décombres; troupe
clan bande; clan; clique
coterie bande; coterie
gelid bande; barre; corde; câble; file; ligne; rang; rangs; règle grade; ordre; position; rang; rangs; échelon
groep accumulation; attroupement; bande; clique; rassemblement; troupe compagnie; compagnie théâtrale; groupe; groupe de distribution; groupe de théâatre; groupement; liste de distribution; société; troupe de théâtre; troupe théâtrale
groep jongeren bande; horde; troupe
hoop accumulation; attroupement; bande; clique; rassemblement; troupe abondance; accumulation; amas; amoncellement; anticipation; assemblage; attente; crotte; cumul; des tas de gens; encombrement; entassement; espoir; espérance; excréments; foule; grand nombre de personnes; grande quantité; grande quantité de personnes; horde; masse; merde; meute; monceau; montagne; motte; multitude; multitude de gens; perspective; pile; profusion; quantité; ramas; rassemblement; tas; troupe; étron
horde bande; masse; troupe des tas de gens; foule; grand nombre de gens; grand nombre de personnes; grande quantité de personnes; haie; horde; masse; meute; multitude de gens; troupe
kliek bande; clan; clique
koppel bande; brelan; brochette; couple; deux; paire couple; deux; ensemble; groupe paire; paire
lijn bande; barre; corde; câble; file; ligne; règle; trait barre; ceinture; laisse; ligne; lisière; raie; ride; trait
linie bande; barre; corde; câble; file; ligne; règle; trait
meute bande; masse; troupe
onderonsje bande; clan; clique
paar bande; brelan; brochette; couple; deux; paire couple; deux; paire
reepje bande; bâton; fragment; éclat de bois
rij bande; barre; corde; câble; file; ligne; rang; rangs; règle embouteillage; ligne; queue; série
samenscholing accumulation; attroupement; bande; clique; rassemblement; troupe
slagzij bande; gîte
spoel bande; bande magnétique; bobine bobine; bobine de film; canette; navette
stel bande; brelan; brochette; couple; deux; paire accumulation; collection; couple; cumul; ensemble; entassement; groupe paire; paire; pile
stelletje bande; brelan; brochette; couple; deux; paire
streep bande; barre; corde; câble; file; ligne; règle; trait
strook bande; banderole; froufrou; ruban; volant filet; galon; jonc; liséré; scirpe
troep accumulation; attroupement; bande; clique; masse; rassemblement; troupe affluence; barbouillage; bazar; bibine; bordel; bousillage; chahut; chaos; charogne; cochonnerie; désordre; fatras; fouillis; foule; foutoir; grand nombre de gens; gribouillage; masse; meute; multitude de gens; pagaille; pagaïe; pagaïlle; piquette; pourriture; ramassis; rinçure; saleté; tas de décombres; troupe
verband bandage; bande; bande Velpeau; pansement affinité; analogie; bandage; chaînon; cohérence; cohésion; compresse de gaze; connexion; consistance; corrélation; gaze à pansements; interaction; liaison; lien; pansement; parenté; rapport; relation; réciprocité
volant bande; froufrou; volant
zwachteling bandage; bande; bande Velpeau; pansement
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
groep groupe
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
band libellé; tranche
strook bande

Sinónimos de "bande":


Wiktionary: bande

bande
noun
  1. strook materiaal

Cross Translation:
FromToVia
bande kant; boord bumper — side wall of a pool table
bande gang; bende gang — a company of persons
bande stripboek strip — series of drawings, a comic strip
bande band tape — video or audiocassette tape, adhesive tape

bandé:


Sinónimos de "bandé":


bander:

bander verbo (bande, bandes, bandons, bandez, )

  1. bander
    geilen
    • geilen verbo (geil, geilt, geilde, geilden, gegeild)

Conjugaciones de bander:

Présent
  1. bande
  2. bandes
  3. bande
  4. bandons
  5. bandez
  6. bandent
imparfait
  1. bandais
  2. bandais
  3. bandait
  4. bandions
  5. bandiez
  6. bandaient
passé simple
  1. bandai
  2. bandas
  3. banda
  4. bandâmes
  5. bandâtes
  6. bandèrent
futur simple
  1. banderai
  2. banderas
  3. bandera
  4. banderons
  5. banderez
  6. banderont
subjonctif présent
  1. que je bande
  2. que tu bandes
  3. qu'il bande
  4. que nous bandions
  5. que vous bandiez
  6. qu'ils bandent
conditionnel présent
  1. banderais
  2. banderais
  3. banderait
  4. banderions
  5. banderiez
  6. banderaient
passé composé
  1. ai bandé
  2. as bandé
  3. a bandé
  4. avons bandé
  5. avez bandé
  6. ont bandé
divers
  1. bande!
  2. bandez!
  3. bandons!
  4. bandé
  5. bandant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for bander:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
geilen bander

Sinónimos de "bander":


Wiktionary: bander

bander
Cross Translation:
FromToVia
bander samentrekken flex — to tighten one's muscles

Traducciones relacionadas de bande



Neerlandés

Traducciones detalladas de bande de neerlandés a francés

bande forma de bannen:

bannen verbo (ban, bant, bande, banden, geband)

  1. bannen (uitbannen; verbannen; verdrijven; )
    bannir; chasser; exiler; mettre au ban; expulser; exorciser
    • bannir verbo (bannis, bannit, bannissons, bannissez, )
    • chasser verbo (chasse, chasses, chassons, chassez, )
    • exiler verbo (exile, exiles, exilons, exilez, )
    • expulser verbo (expulse, expulses, expulsons, expulsez, )
    • exorciser verbo (exorcise, exorcises, exorcisons, exorcisez, )

Conjugaciones de bannen:

o.t.t.
  1. ban
  2. bant
  3. bant
  4. bannen
  5. bannen
  6. bannen
o.v.t.
  1. bande
  2. bande
  3. bande
  4. banden
  5. banden
  6. banden
v.t.t.
  1. heb geband
  2. hebt geband
  3. heeft geband
  4. hebben geband
  5. hebben geband
  6. hebben geband
v.v.t.
  1. had geband
  2. had geband
  3. had geband
  4. hadden geband
  5. hadden geband
  6. hadden geband
o.t.t.t.
  1. zal bannen
  2. zult bannen
  3. zal bannen
  4. zullen bannen
  5. zullen bannen
  6. zullen bannen
o.v.t.t.
  1. zou bannen
  2. zou bannen
  3. zou bannen
  4. zouden bannen
  5. zouden bannen
  6. zouden bannen
diversen
  1. ban!
  2. bant!
  3. geband
  4. bannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bannen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bannir bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
chasser bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen afhouden; afnemen; afzonderen; buitensluiten; ecarteren; jachten; lichten; opdrijven; ophitsen; opjagen; uitdrijven; uitsluiten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; voortjagen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken; weren
exiler bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
exorciser bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
expulser bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen afnemen; afzonderen; deporteren; ecarteren; eraf schoppen; lichten; uitdrijven; uitgooien; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
mettre au ban bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen

Palabras relacionadas con "bannen":


Wiktionary: bannen


Cross Translation:
FromToVia
bannen reléguer relegate — to exile