Interglot - date: resultados en francés y neerlandés encontrados en el Diccionario de traducción Interglot

Resumen

Francés a neerlandés: más información...

date:
- datum; dagtekening; jaartal; rangschikken naar ouderdom
dater:
- dateren; dagtekenen
Wiktionary:
- date → datum
- date → datum, jaartal, jaarcijfer
- dater → dagtekenen, dateren
- dater → dateren

Neerlandés a francés: más información...

dat:
- ce; cela; cette; cet
Wiktionary:
- dat → que, qui
- dat → ça, cela
- dat → ce, bien que, quoique, que, cet, cette, qui, ça

Francés

Traducciones detalladas de date de francés a neerlandés

date:

date [la ~] sustantivo

la date
de datum; de dagtekening
- datum [de ~ (m)] sustantivo
- dagtekening [de ~ (v)] sustantivo
la date (année)
het jaartal
- jaartal [het ~] sustantivo
la date (échoir)
rangschikken naar ouderdom
- rangschikken naar ouderdom verbo

Translation Matrix for date:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
dagtekening	date
datum	date
jaartal	année; date
Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
rangschikken naar ouderdom	date; échoir

Sinónimos de "date":

époque; moment; ère; période; temps; siècle; règne; âge; étape; jour; journée; naissance; instant; circonstance; occasion; quantième; combientième

Wiktionary: date

date

noun

indication du temps où une lettre écrire, où un acte passer, etc.
- date → datum

date

noun

een tijdsaanduiding die bestaant uit een dag(nummer), een maand en een jaar
- datum → date

Cross Translation:

From	To	Via
• date	→ datum	↔ date — that which specifies the time of writing, inscription etc.
• date	→ datum	↔ date — point of time at which a transaction or event takes place
• date	→ jaartal; jaarcijfer	↔ Jahreszahl — die Zahl, die ein bestimmtes Jahr entsprechend der Zeitrechnung bezeichnet

daté:

Sinónimos de "daté":

horodaté

date forma de dater:

dater verbo (date, dates, datons, datez, datent, datais, datait, dations, datiez, dataient, datai, datas, data, datâmes, datâtes, datèrent, daterai, dateras, datera, daterons, daterez, dateront)

dater
dateren; dagtekenen
- dateren verbo (dateer, dateert, dateerde, dateerden, gedateerd)
- dagtekenen verbo (dagteken, dagtekent, dagtekende, dagtekenden, gedagtekend)

Conjugaciones de dater:

Présent

date
dates
date
datons
datez
datent

imparfait

datais
datais
datait
dations
datiez
dataient

passé simple

datai
datas
data
datâmes
datâtes
datèrent

futur simple

daterai
dateras
datera
daterons
daterez
dateront

subjonctif présent

que je date
que tu dates
qu'il date
que nous dations
que vous datiez
qu'ils datent

conditionnel présent

daterais
daterais
daterait
daterions
dateriez
dateraient

passé composé

ai daté
as daté
a daté
avons daté
avez daté
ont daté

divers

date!
datez!
datons!
daté
datant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for dater:

Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
dagtekenen	dater
dateren	dater	dater de; remonter à

Wiktionary: dater

dater

verb

marquer la date de quelque chose.
- dater → dagtekenen; dateren

dater

verb

de datum van ontstaan bepalen
- dateren → dater

Cross Translation:

From	To	Via
• dater	→ dateren	↔ date — to determine the age of something

Traducciones relacionadas de date

Neerlandés

Traducciones detalladas de date de neerlandés a francés

dat:

dat adj.

dat
ce; cela
- ce adj.
- cela adj.
dat (dit; die; deze)
ce; cette; cet
- ce adj.
- cette adj.
- cet adj.

Translation Matrix for dat:

Other	Traducciones relacionadas	Other Translations
ce		het
cela		het
Modifier	Traducciones relacionadas	Other Translations
ce	dat; deze; die; dit	die
cela	dat	datgene
cet	dat; deze; die; dit
cette	dat; deze; die; dit	die

Palabras relacionadas con "dat":

date

Antónimos de "dat":

dit

Definiciones relacionadas de "dat":

geeft aan dat het wat verder bij de spreker vandaan is¹
- dit boek vind ik mooi, maar dat niet¹
waarmee je twee zinnen verbindt¹
- ik ben blij dat je morgen weer komt¹
waarmee je verwijst¹
- het hondje dat aan kwam lopen, moet hier weg¹

Wiktionary: dat

dat

conjunction

een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt
- dat → que
beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt
- dat → que; qui

pronoun

wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt
- dat → ça; cela

dat

-
- ce → dit; dat; die; deze

conjunction

Complémenteur
- que → dat

Cross Translation:

From	To	Via
• dat	→ bien que; quoique	↔ even though — although
• dat	→ que	↔ that — connecting noun clause
• dat	→ ce; cet; cette	↔ that — what is being indicated
• dat	→ qui; que	↔ that — which
• dat	→ qui; que	↔ which — (relative) who, whom, what
• dat	→ ça	↔ das. — daselbst

Resultados de date en francés y neerlandés

Traducciones detalladas de date de francés a neerlandés

date:

date [la ~] sustantivo

la date

la date (année)

la date (échoir)

Translation Matrix for date:

Sinónimos de "date":

Wiktionary: date

daté:

Sinónimos de "daté":

date forma de dater:

dater verbo (date, dates, datons, datez, datent, datais, datait, dations, datiez, dataient, datai, datas, data, datâmes, datâtes, datèrent, daterai, dateras, datera, daterons, daterez, dateront)

dater

Conjugaciones de dater:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

Translation Matrix for dater:

Wiktionary: dater

Traducciones relacionadas de date

Traducciones detalladas de date de neerlandés a francés

dat:

dat adj.

dat

dat (dit; die; deze)

Translation Matrix for dat:

Palabras relacionadas con "dat":

Antónimos de "dat":

Definiciones relacionadas de "dat":

Wiktionary: dat