Inicio ->Diccionarios ->francés/neerlandés ->Traducir partage

Traducir partage de francés a neerlandés

Resumen
Francés a neerlandés:   más información...
  1. partage:
  2. partager:
  3. Wiktionary:

Francés

Traducciones detalladas de partage de francés a neerlandés

partage:

partage [le ~] sustantivo

  1. le partage (division; répartition; distribution)
    de verdeling
  2. le partage
    storytelling

Translation Matrix for partage:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
verdeling distribution; division; partage; répartition
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
storytelling partage

Sinónimos de "partage":


partager:

partager verbo (partage, partages, partageons, partagez, )

  1. partager (distribuer; diviser; répartir; )
    distribueren; verdelen; uitreiken; ronddelen
    • distribueren verbo (distribueer, distribueert, distribueerde, distribueerden, gedistribueerd)
    • verdelen verbo (verdeel, verdeelt, verdeelde, verdeelden, verdeeld)
    • uitreiken verbo (reik uit, reikt uit, reikte uit, reikten uit, uitgereikt)
    • ronddelen verbo (deel rond, deelt rond, deelde rond, deelden rond, rondgedeeld)
  2. partager (distribuer à la ronde; distribuer; répartir; )
    verdelen; ronddelen; uitreiken; uitdelen; rondgeven; rondreiken
    • verdelen verbo (verdeel, verdeelt, verdeelde, verdeelden, verdeeld)
    • ronddelen verbo (deel rond, deelt rond, deelde rond, deelden rond, rondgedeeld)
    • uitreiken verbo (reik uit, reikt uit, reikte uit, reikten uit, uitgereikt)
    • uitdelen verbo (deel uit, deelt uit, deelde uit, deelden uit, uitgedeeld)
    • rondgeven verbo (geef rond, geeft rond, gaf rond, gaven rond, rondgegeven)
    • rondreiken verbo (reik rond, reikt rond, reikte rond, reikten rond, rondgereikt)
  3. partager
    delen
    • delen verbo (deel, deelt, deelde, deelden, gedeeld)

Conjugaciones de partager:

Présent
  1. partage
  2. partages
  3. partage
  4. partageons
  5. partagez
  6. partagent
imparfait
  1. partageais
  2. partageais
  3. partageait
  4. partagions
  5. partagiez
  6. partageaient
passé simple
  1. partageai
  2. partageas
  3. partagea
  4. partageâmes
  5. partageâtes
  6. partagèrent
futur simple
  1. partagerai
  2. partageras
  3. partagera
  4. partagerons
  5. partagerez
  6. partageront
subjonctif présent
  1. que je partage
  2. que tu partages
  3. qu'il partage
  4. que nous partagions
  5. que vous partagiez
  6. qu'ils partagent
conditionnel présent
  1. partagerais
  2. partagerais
  3. partagerait
  4. partagerions
  5. partageriez
  6. partageraient
passé composé
  1. ai partagé
  2. as partagé
  3. a partagé
  4. avons partagé
  5. avez partagé
  6. ont partagé
divers
  1. partage!
  2. partagez!
  3. partageons!
  5. partagé
  6. partageant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for partager:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
delen portion
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
delen partager dissocier; diviser; fendre; répartir; subdiviser; séparer
distribueren allouer; distribuer; diviser; fournir; partager; procurer; remettre; répartir; servir; verser distribuer; rationner
ronddelen allouer; distribuer; distribuer à la ronde; diviser; faire circuler; fournir; partager; procurer; remettre; répandre; répartir; servir; verser; éparpiller
rondgeven distribuer; distribuer à la ronde; diviser; faire circuler; partager; répandre; répartir; éparpiller
rondreiken distribuer; distribuer à la ronde; diviser; faire circuler; partager; répandre; répartir; éparpiller
uitdelen distribuer; distribuer à la ronde; diviser; faire circuler; partager; répandre; répartir; éparpiller offrir des friandises; payer un repas à; payer un verre à; régaler
uitreiken allouer; distribuer; distribuer à la ronde; diviser; faire circuler; fournir; partager; procurer; remettre; répandre; répartir; servir; verser; éparpiller
verdelen allouer; distribuer; distribuer à la ronde; diviser; faire circuler; fournir; partager; procurer; remettre; répandre; répartir; servir; verser; éparpiller distribuer; diviser en lots; répartir en lots; vendre par lots

Sinónimos de "partager":


Wiktionary: partager

partager
verb
  1. diviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution.
partager
verb
  1. samen met een ander gebruiken
  2. in meer dan één stuk snijden of hakken
Cross Translation:
FromToVia
• partager → uitdelen; uitgeven; verdelen ↔ dispense — To issue, distribute, or put out
• partager → delen ↔ divide — share by dividing

Traducciones relacionadas de partage







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0300 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos