Neerlandés

Traducciones detalladas de zedeloos de neerlandés a alemán

zedeloos:


Translation Matrix for zedeloos:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
feucht obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos humide; kil; klam; koud en vochtig; naar zweet ruikend; nat; nattig; vochtig; zweterig
frivol amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos frivool; hups; lichtzinnig; losbandig; oneerbaar; ongepast; onkies; ontaard; onvertogen; onzedelijk; onzedig; pikant; scabreus; schaamteloos; verkeerd; wuft; zinnenprikkelend
gewissenlos amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos genadeloos; gewetenloos; meedogenloos; onbarmhartig; onethisch; ongenadig
glitschig obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos donker; dubieus; duister; glad; glibberig; obscuur; onguur; verdacht
immoralisch amoreel; immoreel; onzedelijk; onzedig; zedeloos
lasterhaft amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd
obszön amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vunzig
schamlos amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos banaal; brutaal; gemeen; grof; hondsbrutaal; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; onbeleefd; onedel; ongemanierd; ongepast; onkies; onvertogen; plat; platvloers; ploertig; schaamteloos; schandalig; schunnig; triviaal; verfoeilijk; verkeerd; vrijpostig; vunzig
schlüpfrig obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos bedoezeld; dubbelzinnig; glad; glibberig; groezelig; grof; laag-bij-de-grond; lomp; meerduidig; met een obscene bijbetekenis; morsig; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ploertig; schunnig; smeerachtig; smoezelig; stuitend; viezig; vunzig
schmierig obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos banaal; dellerig; donker; dubieus; duister; glibberig; goor; grof; haveloos; laag-bij-de-grond; lomp; morsig; obscuur; onguur; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; schunnig; sletterig; slodderig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; stuitend; triviaal; verdacht; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend
schmutzig obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos banaal; bedoezeld; dellerig; goor; groezelig; grof; haveloos; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; met vuil bemorst; morsig; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ploertig; ranzig; schunnig; sletterig; slodderig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; smoezelig; stuitend; triviaal; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend
schweinisch amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos bedriegelijk; gefingeerd; goor; laag; luguber; macaber; nagemaakt; onecht; onverkwikkelijk; onwaar; ploertig; ranzig; smeerachtig; smerig; spookachtig; stuitend; vals; verachtelijk; vies; walgelijk; weerzinwekkend; zwijnachtig
sittenlos amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos
skrupellos amoreel; immoreel; onzedelijk; onzedig; zedeloos
taktlos amoreel; immoreel; onzedelijk; onzedig; zedeloos boers; brutaal; hondsbrutaal; hufterig; indiscreet; krukkig; lomp; onbeholpen; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbescheiden; onbeschoft; ongemanierd; onhandig; onhebbelijk; onhoffelijk; ontactisch; onvriendelijk; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tactloos; vrijpostig
unanständig amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos boers; brutaal; hondsbrutaal; hufterig; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; onbetamelijk; oneerbaar; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onhoffelijk; onkies; ontaard; onvertogen; onwelgevoeglijk; onwelvoegelijk; onzedelijk; onzedig; verkeerd; vrijpostig
unehrenhaft amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos oneerbaar; oneervol; ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd
unflätig amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos goor; grof; laag-bij-de-grond; lomp; ontuchtig; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; schunnig; smerig; stuitend; vies; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend
unmoralisch amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos oneerbaar; ongepast; onkies; ontaard; onvertogen; onzedelijk; onzedig; verkeerd
unsauber obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos bedoezeld; besmeurd; bevlekt; bevuild; gevlekt; goor; groezelig; met vuil bemorst; morsig; muf; onfris; onkies; onkuis; onrein; onverkwikkelijk; onzindelijk; ranzig; smerig; smoezelig; stuitend; vies; viezig; vlekkig; vuil; walgelijk; weerzinwekkend
unschicklich amoreel; immoreel; onzedelijk; onzedig; zedeloos brutaal; hondsbrutaal; ongepast; onkies; onvertogen; onwelgevoeglijk; onwelvoeglijk; verkeerd; vrijpostig
unsittlich amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos oneerbaar; ongepast; onkies; ontaard; onvertogen; onzedelijk; onzedig; verkeerd
unzüchtig amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos onkies; onkuis; onrein; ontuchtig; onzindelijk
widerlich obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos afschuwelijk; afstotelijk voor zintuigen; afstotend; afstotend voor zintuigen; afzichtelijk; dreigend; duister; foeilelijk; gedrochtelijk; goor; huiveringwekkend; lelijk; lelijk uitziend; luguber; misselijk; misvormd; monsterlijk; morsig; naar; oerlelijk; onaantrekkelijk; onappetijtelijk; onheilspellend; onpasselijk; onsmakelijk; onverkwikkelijk; onwel; ranzig; sinister; slonzig; slordig; smerig; stuitend; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; wanstaltig; weerzinwekkend

Palabras relacionadas con "zedeloos":


Wiktionary: zedeloos


Cross Translation:
FromToVia
zedeloos gemein; infam; verachtenswert; verächtlich; verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; gräßlich; scheußlich; gräulich abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
zedeloos ungesund malsain — Qui n’est pas sain, qui a en soi le germe de quelque maladie. (Sens général).