Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. aanhangen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanhangen de neerlandés a alemán

aanhangen:

aanhangen [znw.] sustantivo

  1. aanhangen
    Anhängen

aanhangen verbo (hang aan, hangt aan, hing aan, hingen aan, aangehangen)

  1. aanhangen (aankoppelen; vastkoppelen)
    anhängen; ankuppeln
    • anhängen verbo (hänge an, hängst an, hängt an, hängte an, hängtet an, angehängt)
    • ankuppeln verbo

Conjugaciones de aanhangen:

o.t.t.
  1. hang aan
  2. hangt aan
  3. hangt aan
  4. hangen aan
  5. hangen aan
  6. hangen aan
o.v.t.
  1. hing aan
  2. hing aan
  3. hing aan
  4. hingen aan
  5. hingen aan
  6. hingen aan
v.t.t.
  1. heb aangehangen
  2. hebt aangehangen
  3. heeft aangehangen
  4. hebben aangehangen
  5. hebben aangehangen
  6. hebben aangehangen
v.v.t.
  1. had aangehangen
  2. had aangehangen
  3. had aangehangen
  4. hadden aangehangen
  5. hadden aangehangen
  6. hadden aangehangen
o.t.t.t.
  1. zal aanhangen
  2. zult aanhangen
  3. zal aanhangen
  4. zullen aanhangen
  5. zullen aanhangen
  6. zullen aanhangen
o.v.t.t.
  1. zou aanhangen
  2. zou aanhangen
  3. zou aanhangen
  4. zouden aanhangen
  5. zouden aanhangen
  6. zouden aanhangen
diversen
  1. hang aan!
  2. hangt aan!
  3. aangehangen
  4. aanhangende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanhangen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Anhängen aanhangen
anhängen aanhaken; haken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anhängen aanhangen; aankoppelen; vastkoppelen aanhaken; aankoppelen; blijven bij; hechten aan; vasthaken; vastkoppelen
ankuppeln aanhangen; aankoppelen; vastkoppelen aanhaken; aankoppelen; vasthaken; vastkoppelen

Traducciones relacionadas de aanhangen