Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. aanvaren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanvaren de neerlandés a alemán

aanvaren:

aanvaren verbo (vaar aan, vaart aan, voer aan, voeren aan, aangevaren)

  1. aanvaren
    anfahren; rammen
    • anfahren verbo (fahre an, fährst an, fährt an, fuhr an, fuhrt an, angefahren)
    • rammen verbo (ramme, rammst, rammt, rammte, rammtet, gerammt)

Conjugaciones de aanvaren:

o.t.t.
  1. vaar aan
  2. vaart aan
  3. vaart aan
  4. varen aan
  5. varen aan
  6. varen aan
o.v.t.
  1. voer aan
  2. voer aan
  3. voer aan
  4. voeren aan
  5. voeren aan
  6. voeren aan
v.t.t.
  1. heb aangevaren
  2. hebt aangevaren
  3. heeft aangevaren
  4. hebben aangevaren
  5. hebben aangevaren
  6. hebben aangevaren
v.v.t.
  1. had aangevaren
  2. had aangevaren
  3. had aangevaren
  4. hadden aangevaren
  5. hadden aangevaren
  6. hadden aangevaren
o.t.t.t.
  1. zal aanvaren
  2. zult aanvaren
  3. zal aanvaren
  4. zullen aanvaren
  5. zullen aanvaren
  6. zullen aanvaren
o.v.t.t.
  1. zou aanvaren
  2. zou aanvaren
  3. zou aanvaren
  4. zouden aanvaren
  5. zouden aanvaren
  6. zouden aanvaren
diversen
  1. vaar aan!
  2. vaart aan!
  3. aangevaren
  4. aanvarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanvaren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anfahren aanvaren afbekken; afblaffen; afsnauwen; gaan rijden; gaan varen; snauwen; toebijten; toesnauwen; uitsliepen; uitvallen tegen
rammen aanvaren beuken; bonken; hameren; hard slaan; heien; hengsten; meppen; rammen; slaan; timmeren

Traducciones relacionadas de aanvaren