Neerlandés

Traducciones detalladas de bestel de neerlandés a alemán

bestel:

bestel [de ~] sustantivo

  1. de bestel (samenstel)
    die Ordnung; System

Translation Matrix for bestel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Ordnung bestel; samenstel arrangement; dienstvoorschrift; discipline; dwang; gehoorzaamheid; indeling; onderwerping; opbouw; opstelling; orde; ordening; organisatie; rangschikking; regel; regelgeving; regeling; regelmaat; reglement; regularisatie; samenstelling; schikking; structuur; systeem; tucht; voorschrift; wet
System bestel; samenstel opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; stelsel; structuur; systeem

Palabras relacionadas con "bestel":


Wiktionary: bestel

bestel
noun
  1. een organisatie die als systeem een bepaald doel op een bepaalde manier dient

Cross Translation:
FromToVia
bestel System systèmeensemble d’éléments, de concepts reliés, organisés en une structure.

bestellen:

bestellen verbo (bestel, bestelt, bestelde, bestelden, besteld)

  1. bestellen (orderen)
    bestellen; anfordern; zustellen; austragen; liefern; insHausliefern; senden
    • bestellen verbo (bestelle, bestellst, bestellt, bestellte, bestelltet, bestellt)
    • anfordern verbo (fordere an, forderst an, fordert an, forderte an, fordertet an, angefordert)
    • zustellen verbo (stelle zu, stellst zu, stellt zu, stellte zu, stelltet zu, zugestellt)
    • austragen verbo (trage aus, trägst aus, trägt aus, trug aus, trugt aus, ausgetragen)
    • liefern verbo (liefere, lieferst, liefert, lieferte, liefertet, geliefert)
    • senden verbo (sende, sendest, sendet, sendete, sendetet, gesendet)
  2. bestellen (thuisbezorgen; brengen; afgeven; )
    bestellen; bringen; zustellen; besorgen; abgeben; abliefern; liefern; ins Haus liefern; senden
    • bestellen verbo (bestelle, bestellst, bestellt, bestellte, bestelltet, bestellt)
    • bringen verbo (bringe, bringst, bringt, brachte, brachtet, gebracht)
    • zustellen verbo (stelle zu, stellst zu, stellt zu, stellte zu, stelltet zu, zugestellt)
    • besorgen verbo (besorge, besorgst, besorgt, besorgte, besorgtet, besorgt)
    • abgeben verbo (gebe ab, gibst ab, gab ab, gabt ab, abgegeben)
    • abliefern verbo (liefere ab, lieferst ab, liefert ab, lieferte ab, liefertet ab, abgeliefert)
    • liefern verbo (liefere, lieferst, liefert, lieferte, liefertet, geliefert)
    • senden verbo (sende, sendest, sendet, sendete, sendetet, gesendet)
  3. bestellen (thuisbezorgen; bezorgen; brengen; afleveren; rondbrengen)
    bringen; besorgen; zustellen; rundbringen; ins Haus schicken
    • bringen verbo (bringe, bringst, bringt, brachte, brachtet, gebracht)
    • besorgen verbo (besorge, besorgst, besorgt, besorgte, besorgtet, besorgt)
    • zustellen verbo (stelle zu, stellst zu, stellt zu, stellte zu, stelltet zu, zugestellt)
    • rundbringen verbo

Conjugaciones de bestellen:

o.t.t.
  1. bestel
  2. bestelt
  3. bestelt
  4. bestellen
  5. bestellen
  6. bestellen
o.v.t.
  1. bestelde
  2. bestelde
  3. bestelde
  4. bestelden
  5. bestelden
  6. bestelden
v.t.t.
  1. heb besteld
  2. hebt besteld
  3. heeft besteld
  4. hebben besteld
  5. hebben besteld
  6. hebben besteld
v.v.t.
  1. had besteld
  2. had besteld
  3. had besteld
  4. hadden besteld
  5. hadden besteld
  6. hadden besteld
o.t.t.t.
  1. zal bestellen
  2. zult bestellen
  3. zal bestellen
  4. zullen bestellen
  5. zullen bestellen
  6. zullen bestellen
o.v.t.t.
  1. zou bestellen
  2. zou bestellen
  3. zou bestellen
  4. zouden bestellen
  5. zouden bestellen
  6. zouden bestellen
diversen
  1. bestel!
  2. bestelt!
  3. besteld
  4. bestellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bestellen [het ~] sustantivo

  1. het bestellen
    Bestellen; Anfordern

Translation Matrix for bestellen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Anfordern bestellen opvorderen; opvragen; opvraging; vordering
Bestellen bestellen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
abgeben afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; thuisbezorgen aanleveren; afgeven; afleveren; afstaan; bezorgen; brengen; inleveren; leveren; lossen; overgeven; overhandigen; toeleveren; uitbrengen; uitgeven; uitladen
abliefern afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; thuisbezorgen aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren
anfordern bestellen; orderen aanspraak maken op; aanvragen; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwestreren; rekwireren; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen
austragen bestellen; orderen doorgeven; doorspelen; doorvertellen; een boodschap uitdragen; geven; inschrijving opheffen; klikken; rondbrieven; rondvertellen; schenken; ten einde dragen; uitdragen; uitspelen; uitstrooien; uitzaaien; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verklikken; verkondigen; verlenen; verlinken; verraden; verstrekken; vertellen; voldragen
besorgen afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; distribueren; geven; leveren; overhandigen; ronddelen; schenken; toeleveren; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken; zich iets verschaffen
bestellen afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; orderen; overhandigen; thuisbezorgen aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren
bringen afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen brengen; langs brengen; meebrengen
ins Haus liefern afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; thuisbezorgen geven; schenken; verlenen; verstrekken
ins Haus schicken afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen
insHausliefern bestellen; orderen
liefern afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; orderen; overhandigen; thuisbezorgen aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; distribueren; geven; leveren; overhandigen; ronddelen; schenken; toeleveren; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken
rundbringen afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen
senden afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; orderen; overhandigen; thuisbezorgen geven; rondstralen; schenken; seinen; signalen geven; telegraferen; uitstralen; uitzenden; verlenen; verstrekken; versturen; verwijzen; verzenden; zenden
zustellen afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; orderen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen aanleveren; aantijgen; afleveren; bezorgen; brengen; geven; insinueren; leveren; overhandigen; schenken; toeleveren; verlenen; verstrekken

Palabras relacionadas con "bestellen":


Definiciones relacionadas de "bestellen":

  1. opdracht geven om iets te brengen1
    • hij bestelde een kop koffie1

Wiktionary: bestellen


Cross Translation:
FromToVia
bestellen bestellen; ordern order — to request some product or service
bestellen befehlen; anordnen commander — Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général).
bestellen fragen; anfordern; fordern; verlangen; bitten; ersuchen demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.
bestellen liefern fournirpourvoir, approvisionner.
bestellen liefern; entäußern; fortlassen; überlassen; unterlassen; weggeben; fortgeben; hingeben; preisgeben; ergeben; angeben; anzeigen; denunzieren; hinterbringen; anschwärzen; eine Anzeige wegen … machen livrer — Traductions à trier suivant le sens