Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. fröbelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de fröbelen de neerlandés a alemán

fröbelen:

fröbelen verbo (fröbel, fröbelt, fröbelde, fröbelden, gefröbeld)

  1. fröbelen (prutsen; knutselen)
    basteln; herumbasteln; handarbeiten
    • basteln verbo (bastele, bastelst, bastelt, bastelte, basteltet, gebastelt)
    • herumbasteln verbo (bastle herum, bastelst herum, bastelt herum, bastelte herum, basteltet herum, herumgebastelt)
    • handarbeiten verbo (handarbeite, handarbeitest, handarbeitet, handarbeitete, handarbeitetet, gehandarbeitet)

Conjugaciones de fröbelen:

o.t.t.
  1. fröbel
  2. fröbelt
  3. fröbelt
  4. fröbelen
  5. fröbelen
  6. fröbelen
o.v.t.
  1. fröbelde
  2. fröbelde
  3. fröbelde
  4. fröbelden
  5. fröbelden
  6. fröbelden
v.t.t.
  1. heb gefröbeld
  2. hebt gefröbeld
  3. heeft gefröbeld
  4. hebben gefröbeld
  5. hebben gefröbeld
  6. hebben gefröbeld
v.v.t.
  1. had gefröbeld
  2. had gefröbeld
  3. had gefröbeld
  4. hadden gefröbeld
  5. hadden gefröbeld
  6. hadden gefröbeld
o.t.t.t.
  1. zal fröbelen
  2. zult fröbelen
  3. zal fröbelen
  4. zullen fröbelen
  5. zullen fröbelen
  6. zullen fröbelen
o.v.t.t.
  1. zou fröbelen
  2. zou fröbelen
  3. zou fröbelen
  4. zouden fröbelen
  5. zouden fröbelen
  6. zouden fröbelen
diversen
  1. fröbel!
  2. fröbelt!
  3. gefröbeld
  4. fröbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for fröbelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
basteln fröbelen; knutselen; prutsen aanmodderen; handwerken; knutselen; prutsen; rommelen; sleutelen
handarbeiten fröbelen; knutselen; prutsen handarbeiden; handwerken; knutselen; met de hand vervaardigen; sleutelen
herumbasteln fröbelen; knutselen; prutsen broddelen; prutsen