Neerlandés

Traducciones detalladas de klauw de neerlandés a alemán

klauw:

klauw [de ~] sustantivo

  1. de klauw (hand; jat; poot; knuist)
    die Hand
    • Hand [die ~] sustantivo

Translation Matrix for klauw:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Hand hand; jat; klauw; knuist; poot hand

Palabras relacionadas con "klauw":


Wiktionary: klauw

klauw
noun
  1. poot van een roofdier
  2. hand
klauw
noun
  1. Zoologie: Tatze großer Raubtiere
  2. Jägersprache, nur im Plural: Klauen oder Krallenfuß von Greifvogel

Cross Translation:
FromToVia
klauw Klaue; Kralle claw — curved horny nail
klauw Kupplung clutch — A device to interrupt power transmission
klauw Klaue talon — hooked claw
klauw Klaue; Kralle griffe — Ongle pointu de certains animaux

klauwen:

klauwen verbo (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)

  1. klauwen (grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten)
    packen; greifen; fangen; fassen; erfassen; kriegen; festnehmen; einpacken; ergreifen; erwischen; eingreifen; abfangen; erhaschen; verhaften; verwickeln; überlisten
    • packen verbo (packe, packst, packt, packte, packtet, gepackt)
    • greifen verbo (greife, greifst, greift, griff, grifft, gegriffen)
    • fangen verbo (fange, fängst, fängt, fing, finget, gefangen)
    • fassen verbo (fasse, fasst, fasste, fasstet, gefasst)
    • erfassen verbo (erfaße, erfaßt, erfaßte, erfaßtet, erfaßt)
    • kriegen verbo (kriege, kriegst, kriegt, kriegte, kriegtet, gekriegt)
    • festnehmen verbo (nehme fest, nimmst fest, nimmt fest, nahm fest, nahmt fest, festgenommen)
    • einpacken verbo (packe ein, packst ein, packt ein, packte ein, packtet ein, eingepackt)
    • ergreifen verbo (ergreife, ergreifst, ergreift, ergriff, ergrifft, ergriffen)
    • erwischen verbo (erwische, erwischst, erwischt, erwischte, erwischtet, erwischt)
    • eingreifen verbo (greife ein, greifst ein, greift ein, griff ein, grifft ein, eingegriffen)
    • abfangen verbo (fange ab, fangst ab, fangt ab, fangte ab, fangtet ab, abgefangen)
    • erhaschen verbo (erhasche, erhascht, erhaschte, erhaschtet, erhascht)
    • verhaften verbo (verhafte, verhaftest, verhaftet, verhaftete, verhaftetet, verhaftet)
    • verwickeln verbo (verwickele, verwickelst, verwickelt, verwickelte, verwickeltet, verwickelt)
    • überlisten verbo (überliste, überlistest, überlistet, überlistete, überlistetet, überlistet)

Conjugaciones de klauwen:

o.t.t.
  1. klauw
  2. klauwt
  3. klauwt
  4. klauwen
  5. klauwen
  6. klauwen
o.v.t.
  1. klauwde
  2. klauwde
  3. klauwde
  4. klauwden
  5. klauwden
  6. klauwden
v.t.t.
  1. heb geklauwd
  2. hebt geklauwd
  3. heeft geklauwd
  4. hebben geklauwd
  5. hebben geklauwd
  6. hebben geklauwd
v.v.t.
  1. had geklauwd
  2. had geklauwd
  3. had geklauwd
  4. hadden geklauwd
  5. hadden geklauwd
  6. hadden geklauwd
o.t.t.t.
  1. zal klauwen
  2. zult klauwen
  3. zal klauwen
  4. zullen klauwen
  5. zullen klauwen
  6. zullen klauwen
o.v.t.t.
  1. zou klauwen
  2. zou klauwen
  3. zou klauwen
  4. zouden klauwen
  5. zouden klauwen
  6. zouden klauwen
en verder
  1. is geklauwd
diversen
  1. klauw!
  2. klauwt!
  3. geklauwd
  4. klauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klauwen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
abfangen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken afvangen; buitmaken; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opnemen; opvangen; vangen; wat neervalt opvangen
eingreifen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; obsederen; tussenbeide komen; tussenkomen
einpacken grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken emballeren; inpakken; inwikkelen; kartonneren; kelderen; obsederen; uitbuiken; uitzakken; verpakken; zakken
erfassen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; betrappen; bijsluiten; bijvoegen; gevangennemen; iets bemachtigen; indexeren; inrekenen; insluiten; nemen; nuttigen; obsederen; omtrekken; oppakken; pakken; registreren; snappen; te pakken krijgen; toevoegen; van indexnummers voorzien; verkrijgen; verschalken; verstaan
ergreifen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aangrijpen; aanhouden; arresteren; betrappen; gevangennemen; iets bemachtigen; inrekenen; nuttigen; obsederen; ontroeren; oppakken; snappen; te pakken krijgen; verkrijgen; verschalken
erhaschen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken nuttigen; obsederen; verschalken
erwischen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken betrappen; iets onverwachts doen; nuttigen; obsederen; snappen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; verrassen; verschalken
fangen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken betrappen; nuttigen; obsederen; snappen; tempo maken; verschalken
fassen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; begrijpen; beseffen; betrappen; doorzien; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; inrekenen; inzien; met het verstand vatten; nuttigen; obsederen; onderkennen; oppakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; verschalken; zich beheersen
festnehmen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; gevangennemen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; in hechtenis nemen; inrekenen; ketenen; obsederen; oppakken; vatten
greifen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; buitmaken; gevangennemen; grijpen; inrekenen; obsederen; oppakken; toeslaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten
kriegen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken obsederen; oorlog voeren; verkrijgen; verwerven
packen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; inpakken; nemen; obsederen; pakken; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
verhaften grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; detineren; gevangenhouden; gevangennemen; in hechtenis houden; in hechtenis nemen; inrekenen; obsederen; oppakken; vasthouden; vatten
verwickeln grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken; verwikkelen
überlisten grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
verwickeln erbij betrekken; verwikkelen

Palabras relacionadas con "klauwen":


Wiktionary: klauwen


Cross Translation:
FromToVia
klauwen kratzen; zerkratzen claw — scratch or tear at
klauwen jucken; schaben; kratzen; radieren; schrapen; ritzen gratterracler pour nettoyer, pour effacer ou pour polir.
klauwen kratzen; ritzen grifferégratigner d’un coup de griffe.