Neerlandés

Traducciones detalladas de kraken de neerlandés a alemán

kraken:

kraken verbo (kraak, kraakt, kraakte, kraakten, gekraakt)

  1. kraken (een krakend geluid maken)
    ein krackendes Gelaut machen; entschlüsseln; entziffern; dekodieren
    • entschlüsseln verbo (entschlüssele, entschlüsselst, entschlüsselt, entschlüsselte, entschlüsseltet, entschlüsselt)
    • entziffern verbo (entziffere, entzifferst, entziffert, entzifferte, entziffertet, entziffert)
    • dekodieren verbo (dekodiere, dekodierst, dekodiert, dekodierte, dekodiertet, dekodiert)
  2. kraken (openbreken; losbreken)
    aufbrechen; abbrechen; aufreißen; dekodieren; auflösen; aufteilen; aufbringen; entfesseln; aufsperren; aufstoßen; auseinandernehmen; entehen
    • aufbrechen verbo (breche auf, brichst auf, bricht auf, brach auf, bracht auf, aufgebrochen)
    • abbrechen verbo (breche ab, brechst ab, brecht ab, brechte ab, brechtet ab, abgebrecht)
    • aufreißen verbo
    • dekodieren verbo (dekodiere, dekodierst, dekodiert, dekodierte, dekodiertet, dekodiert)
    • auflösen verbo (löse auf, löst auf, löste auf, löstet auf, aufgelöst)
    • aufteilen verbo (teile auf, teilst auf, teilt auf, teilte auf, teiltet auf, aufgeteilt)
    • aufbringen verbo (bringe auf, bringst auf, bringt auf, bracht auf, brachtet auf, aufgebracht)
    • entfesseln verbo (entfessele, entfesselst, entfesselt, entfesselte, entfesseltet, entfesselt)
    • aufsperren verbo (sperre auf, sperrst auf, sperrt auf, sperrte auf, sperrtet auf, aufgesperrt)
    • aufstoßen verbo (stoße auf, stößt auf, stieß auf, stießt auf, aufgestoßen)
    • entehen verbo (entehe, entehst, enteht, entehte, entehtet, enteht)
  3. kraken (kritiseren; afkraken; katten)
    heruntermachen; kritisieren; anprangern; bemängeln; beanstanden; bemäkeln
    • heruntermachen verbo (mache herunter, machst herunter, macht herunter, machte herunter, machtet herunter, heruntergemacht)
    • kritisieren verbo (kritisiere, kritisierst, kritisiert, kritisierte, kritisiertet, kritisiert)
    • anprangern verbo (prangere an, prangerst an, prangert an, prangerte an, prangertet an, angeprangert)
    • bemängeln verbo (bemängele, bemängelst, bemängelt, bemängelte, bemängeltet, bemängelt)
    • beanstanden verbo (beanstande, beanstandest, beanstandet, beanstandete, beanstandetet, beangestandet)
    • bemäkeln verbo (bemäkele, bemäkelst, bemäkelt, bemäkelte, bemäkeltet, bemäkelt)
  4. kraken (huizen kraken)
    aufbrechen; Häuser aufbrechen

Conjugaciones de kraken:

o.t.t.
  1. kraak
  2. kraakt
  3. kraakt
  4. kraken
  5. kraken
  6. kraken
o.v.t.
  1. kraakte
  2. kraakte
  3. kraakte
  4. kraakten
  5. kraakten
  6. kraakten
v.t.t.
  1. heb gekraakt
  2. hebt gekraakt
  3. heeft gekraakt
  4. hebben gekraakt
  5. hebben gekraakt
  6. hebben gekraakt
v.v.t.
  1. had gekraakt
  2. had gekraakt
  3. had gekraakt
  4. hadden gekraakt
  5. hadden gekraakt
  6. hadden gekraakt
o.t.t.t.
  1. zal kraken
  2. zult kraken
  3. zal kraken
  4. zullen kraken
  5. zullen kraken
  6. zullen kraken
o.v.t.t.
  1. zou kraken
  2. zou kraken
  3. zou kraken
  4. zouden kraken
  5. zouden kraken
  6. zouden kraken
en verder
  1. ben gekraakt
  2. bent gekraakt
  3. is gekraakt
  4. zijn gekraakt
  5. zijn gekraakt
  6. zijn gekraakt
diversen
  1. kraak!
  2. kraakt!
  3. gekraakt
  4. krakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kraken [het ~] sustantivo

  1. het kraken
    Krachen; Knarren

Translation Matrix for kraken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Knarren kraken
Krachen kraken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Häuser aufbrechen huizen kraken; kraken
abbrechen kraken; losbreken; openbreken abnormaal beëindigen; afbreken; afknappen; afsluiten; annuleren; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; er vanaf breken; forceren; iets afbreken; losrukken; losscheuren; lostrekken; ontbinden; opheffen; ophouden; ruineren; slopen; stoppen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen; vernielen; vernietigen; verwoesten; wegbreken
anprangern afkraken; katten; kraken; kritiseren hekelen
aufbrechen huizen kraken; kraken; losbreken; openbreken afreizen; gaan; heengaan; kapotmaken; knakken; losbarsten; losbreken; losscheuren; moeren; mollen; omhoogkomen; opbreken; openrijten; openrukken; openscheuren; opensperren; opstappen; opstijgen; opvliegen; rijten; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
aufbringen kraken; losbreken; openbreken erop vooruit gaan; heffen; hijsen; omhoog heffen; openrukken; opheffen; vooruitkomen; vorderen
auflösen kraken; losbreken; openbreken afbetalen; afbreken; afrekenen; beëindigen; desintegreren; detacheren; exploderen; forceren; in een vloeistof opgaan; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; omzetten; ontbinden; ontcijferen; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; opdoeken; opheffen; oplossen; opsporen; scheiden; stukmaken; tornen; tot een oplossing brengen; uit elkaar gaan; uit elkaar vallen; uiteen doen gaan; uiteengaan; uiteenvallen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; van elkaar gaan; verbreken; verbrijzelen; vereffenen; verrekenen
aufreißen kraken; losbreken; openbreken grootspreken; kapot scheuren; losscheuren; openrijten; openrukken; openscheuren; opensperren; opscheppen; opsnijden; rijten; snoeven; verscheuren
aufsperren kraken; losbreken; openbreken in de cel zetten; openrukken; opensperren; opsluiten; vastzetten
aufstoßen kraken; losbreken; openbreken opendrukken; openduwen; openstoten
aufteilen kraken; losbreken; openbreken delen; desintegreren; opdelen; opsplitsen; splitsen; uit elkaar vallen; uiteenvallen
auseinandernehmen kraken; losbreken; openbreken anatomiseren; neerslaan; omslaan; onderuithalen; ontleden; uit elkaar nemen; vloeren
beanstanden afkraken; katten; kraken; kritiseren aanmerking maken; afkeuren; bediscussiëren; bepraten; bespreken; bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; doorpraten; doorspreken; een klacht indienen; eisen; hekelen; klagen; ongeschikt verklaren; praten over; reclameren; vitten; zeuren; zich beklagen; zijn beklag indienen
bemäkeln afkraken; katten; kraken; kritiseren hekelen
bemängeln afkraken; katten; kraken; kritiseren bedillen; betuttelen; hekelen; vitten
dekodieren een krakend geluid maken; kraken; losbreken; openbreken dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen
ein krackendes Gelaut machen een krakend geluid maken; kraken
entehen kraken; losbreken; openbreken
entfesseln kraken; losbreken; openbreken afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontboeien; ontketenen; opheffen; scheiden; stukmaken; van de boeien ontdoen; verbreken; verbrijzelen
entschlüsseln een krakend geluid maken; kraken dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontsleutelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen
entziffern een krakend geluid maken; kraken dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
heruntermachen afkraken; katten; kraken; kritiseren achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden
kritisieren afkraken; katten; kraken; kritiseren bekritiseren; beoordelen; fel bekritiseren; goed- of afkeuren; hekelen; neerhalen; omlaaghalen; vitten

Palabras relacionadas con "kraken":


Sinónimos de "kraken":


Definiciones relacionadas de "kraken":

  1. er heel negatief over spreken of schrijven1
    • het boek werd in de krant gekraakt1
  2. bezetten en erin gaan wonen1
    • we hebben een huis gekraakt1
  3. een scherp geluid maken alsof het barst1
    • de oude planken kraken1

Wiktionary: kraken

kraken
verb
  1. een krakend geluid maken
  2. openbreken
  3. inbreken in iemands computer
  4. een pand illegaal bewonen
  5. een chiropractische handeling verrichten op iemands ruggengraat

Cross Translation:
FromToVia
kraken besetzen squat — to occupy without permission
kraken knallen; knarren; krachen craquer — Traductions à trier suivant le sens
kraken knarren grincerproduire un bruit aigre en serrer les dents les unes contre les autres sous l’action de l’agacement, de la douleur ou de la colère.

kraken forma de krak:

krak [de ~ (m)] sustantivo

  1. de krak (barst; breuk; scheur)
    der Riß; der Bruch; der Sprung
    • Riß [der ~] sustantivo
    • Bruch [der ~] sustantivo
    • Sprung [der ~] sustantivo

Translation Matrix for krak:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Bruch barst; breuk; krak; scheur afval; breken; breuk; breukgetal; fractuur; groeve; knak; knik; mijnschacht; ontwarring; rotzooi; scheiding; segregatie; verbreking; vuilnis
Riß barst; breuk; krak; scheur barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; torn; uitsparing
Sprung barst; breuk; krak; scheur
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
Sprung sprong; stijging

Palabras relacionadas con "krak":


Traducciones relacionadas de kraken