Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. louteren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de louteren de neerlandés a alemán

louteren:

louteren verbo (louter, loutert, louterde, louterden, gelouterd)

  1. louteren (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; kuisen; klaren)
    reinigen; läutern; säubern; klären; aufklären; abtreiben
    • reinigen verbo (reinige, reinigst, reinigt, reinigte, reinigtet, gereinigt)
    • läutern verbo (läutere, läuterst, läutert, läuterte, läutertet, geläutert)
    • säubern verbo (säubere, säuberst, säubert, säuberte, säubertet, gesäuber)
    • klären verbo (kläre, klärst, klärt, klärte, klärtet, geklärt)
    • aufklären verbo (kläre auf, klärst auf, klärt auf, klärte auf, klärtet auf, aufgeklärt)
    • abtreiben verbo (treibe ab, treibst ab, treibt ab, trieb ab, triebt ab, abgetrieben)

Conjugaciones de louteren:

o.t.t.
  1. louter
  2. loutert
  3. loutert
  4. louteren
  5. louteren
  6. louteren
o.v.t.
  1. louterde
  2. louterde
  3. louterde
  4. louterden
  5. louterden
  6. louterden
v.t.t.
  1. ben gelouterd
  2. bent gelouterd
  3. is gelouterd
  4. zijn gelouterd
  5. zijn gelouterd
  6. zijn gelouterd
v.v.t.
  1. was gelouterd
  2. was gelouterd
  3. was gelouterd
  4. waren gelouterd
  5. waren gelouterd
  6. waren gelouterd
o.t.t.t.
  1. zal louteren
  2. zult louteren
  3. zal louteren
  4. zullen louteren
  5. zullen louteren
  6. zullen louteren
o.v.t.t.
  1. zou louteren
  2. zou louteren
  3. zou louteren
  4. zouden louteren
  5. zouden louteren
  6. zouden louteren
en verder
  1. heb gelouterd
  2. hebt gelouterd
  3. heeft gelouterd
  4. hebben gelouterd
  5. hebben gelouterd
  6. hebben gelouterd
diversen
  1. louter!
  2. loutert!
  3. gelouterd
  4. louterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for louteren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
abtreiben in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen verdrijven; verjagen; vruchtafdrijven; wegdrijven; wegjagen
aufklären in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen accentueren; afdekken; afruimen; attenderen; begrijpelijk maken; belichten; bewust maken; informeren; kennisgeven van; nader verklaren; ophelderen; opklaren; opruimen; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wijzen; wolken verdwijnen; zeggen
klären in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen accentueren; afdoen; belichten; in orde maken; klaren; nader verklaren; ophelderen; opklaren; regelen; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wolken verdwijnen
läutern in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen
reinigen in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren
säubern in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen reinigen; schoonborstelen; schoonmaken; schoonpoetsen; schoonvegen; schoonwassen; zuiveren