Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. opplakken:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de opplakken de neerlandés a alemán

opplakken:

opplakken verbo (plak op, plakt op, plakte op, plakten op, opgeplakt)

  1. opplakken (vastlijmen; vasthechten; hechten; lijmen; vastplakken)
    aufkleben; ankleben; heften; festkleben; festheften; anheften
    • aufkleben verbo (klebe auf, klebst auf, klebt auf, klebte auf, klebtet auf, aufgeklebt)
    • ankleben verbo (klebe an, klebst an, klebt an, klebte an, klebtet an, angeklebt)
    • heften verbo (hefte, heftest, heftet, heftete, heftetet, geheftet)
    • festkleben verbo (klebe fest, klebst fest, klebt fest, klebte fest, klebtet fest, festgeklebt)
    • festheften verbo (hefte fest, heftest fest, heftet fest, heftete fest, heftetet fest, festgeheftet)
    • anheften verbo (hefte an, heftest an, heftet an, heftete an, heftetet an, angeheftet)

Conjugaciones de opplakken:

o.t.t.
  1. plak op
  2. plakt op
  3. plakt op
  4. plakken op
  5. plakken op
  6. plakken op
o.v.t.
  1. plakte op
  2. plakte op
  3. plakte op
  4. plakten op
  5. plakten op
  6. plakten op
v.t.t.
  1. heb opgeplakt
  2. hebt opgeplakt
  3. heeft opgeplakt
  4. hebben opgeplakt
  5. hebben opgeplakt
  6. hebben opgeplakt
v.v.t.
  1. had opgeplakt
  2. had opgeplakt
  3. had opgeplakt
  4. hadden opgeplakt
  5. hadden opgeplakt
  6. hadden opgeplakt
o.t.t.t.
  1. zal opplakken
  2. zult opplakken
  3. zal opplakken
  4. zullen opplakken
  5. zullen opplakken
  6. zullen opplakken
o.v.t.t.
  1. zou opplakken
  2. zou opplakken
  3. zou opplakken
  4. zouden opplakken
  5. zouden opplakken
  6. zouden opplakken
en verder
  1. is opgeplakt
  2. zijn opgeplakt
diversen
  1. plak op!
  2. plakt op!
  3. opgeplakt
  4. opplakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opplakken:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anheften hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken aanhechten; aanspelden; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; vastmaken; vastzetten
ankleben hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; iets vastkleven; kleven; klitten; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
aufkleben hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken
festheften hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken aanhechten; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; nieten; pinnen; spelden; vastmaken; vastnieten; vastpinnen; vastprikken; vastspelden; vastzetten
festkleben hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; iets vastkleven; kleven; klitten; lijmen; plakken; samenplakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
heften hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; aanhechten; aanleggen; aanmeren; afmeren; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; klitten; meren; nieten; opprikken; plakken; vastbinden; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastmeren; vastnaaien; vastnieten; vastplakken; vastzetten; verbinden; verzekeren

Wiktionary: opplakken


Cross Translation:
FromToVia
opplakken kleben; leimen collerjoindre et faire tenir deux choses ensemble avec de la colle.