Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitzingen de neerlandés a alemán

uitzingen:

uitzingen verbo (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)

  1. uitzingen (uithouden; dragen; volhouden; )
    aushalten; tragen; ertragen; durchhalten; ausgestreckt halten; ausharren
    • aushalten verbo (halte aus, hältst aus, hält aus, hielt aus, hieltet aus, ausgehalten)
    • tragen verbo (trage, trägst, trägt, trug, trugt, getragen)
    • ertragen verbo (ertrage, erträgst, erträgt, ertrug, ertrugt, ertragen)
    • durchhalten verbo (halte durch, hältst durch, hält durch, hielt durch, hieltet durch, durchgehalten)
    • ausharren verbo (harre aus, harrst aus, harrt aus, harrte aus, harrtet aus, ausgeharrt)

Conjugaciones de uitzingen:

o.t.t.
  1. zing uit
  2. zingt uit
  3. zingt uit
  4. zingen uit
  5. zingen uit
  6. zingen uit
o.v.t.
  1. zong uit
  2. zong uit
  3. zong uit
  4. zongen uit
  5. zongen uit
  6. zongen uit
v.t.t.
  1. heb uitgezongen
  2. hebt uitgezongen
  3. heeft uitgezongen
  4. hebben uitgezongen
  5. hebben uitgezongen
  6. hebben uitgezongen
v.v.t.
  1. had uitgezongen
  2. had uitgezongen
  3. had uitgezongen
  4. hadden uitgezongen
  5. hadden uitgezongen
  6. hadden uitgezongen
o.t.t.t.
  1. zal uitzingen
  2. zult uitzingen
  3. zal uitzingen
  4. zullen uitzingen
  5. zullen uitzingen
  6. zullen uitzingen
o.v.t.t.
  1. zou uitzingen
  2. zou uitzingen
  3. zou uitzingen
  4. zouden uitzingen
  5. zouden uitzingen
  6. zouden uitzingen
en verder
  1. ben uitgezongen
  2. bent uitgezongen
  3. is uitgezongen
  4. zijn uitgezongen
  5. zijn uitgezongen
  6. zijn uitgezongen
diversen
  1. zing uit!
  2. zingt uit!
  3. uitgezongen
  4. uitzingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitzingen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ausgestreckt halten doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden
aushalten doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorleven; doorstaan; dulden; financieel steunen; financieren; onderhouden; standhouden; velen; verdragen; verduren; verteren; zich staande houden
ausharren doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorgaan; doorleven; doorstaan; doorzetten; dulden; standhouden; velen; verdragen; verduren; verteren; volharden; volhouden; zich staande houden
durchhalten doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doordouwen; doorknokken; doorleven; doorstaan; doorzetten; dulden; standhouden; velen; verdragen; verduren; verteren; zich staande houden
ertragen doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorleven; doorstaan; lijden; obstructie plegen; verdragen; verduren; verteren
tragen doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aan hebben; doorleven; doorstaan; dragen; gebukt gaan onder; sjouwen; tempo maken; torsen; verdragen; verduren; verteren; zeulen