Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de verboemelen de neerlandés a alemán

verboemelen:

verboemelen verbo (verboemel, verboemelt, verboemelde, verboemelden, verboemeld)

  1. verboemelen (verbrassen; verspillen; verkwanselen; verkwisten; verkopen)
    verschwenden; vergeuden; verprassen; vertun; wegschmeißen; verhunzen
    • verschwenden verbo (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)
    • vergeuden verbo (vergeude, vergeudest, vergeudet, vergeudete, vergeudetet, vergeudet)
    • verprassen verbo (verprasse, verprasst, verprasste, verprasstet, verpraßt)
    • vertun verbo (vertue, vertuest, vertut, vertat, vertan)
    • wegschmeißen verbo (schmeiße weg, schmeißt weg, schmiß weg, schmißt weg, weggeschmissen)
    • verhunzen verbo (verhunze, verhunzt, verhunzte, verhunztet, verhunzt)

Conjugaciones de verboemelen:

o.t.t.
  1. verboemel
  2. verboemelt
  3. verboemelt
  4. verboemelen
  5. verboemelen
  6. verboemelen
o.v.t.
  1. verboemelde
  2. verboemelde
  3. verboemelde
  4. verboemelden
  5. verboemelden
  6. verboemelden
v.t.t.
  1. heb verboemeld
  2. hebt verboemeld
  3. heeft verboemeld
  4. hebben verboemeld
  5. hebben verboemeld
  6. hebben verboemeld
v.v.t.
  1. had verboemeld
  2. had verboemeld
  3. had verboemeld
  4. hadden verboemeld
  5. hadden verboemeld
  6. hadden verboemeld
o.t.t.t.
  1. zal verboemelen
  2. zult verboemelen
  3. zal verboemelen
  4. zullen verboemelen
  5. zullen verboemelen
  6. zullen verboemelen
o.v.t.t.
  1. zou verboemelen
  2. zou verboemelen
  3. zou verboemelen
  4. zouden verboemelen
  5. zouden verboemelen
  6. zouden verboemelen
diversen
  1. verboemel!
  2. verboemelt!
  3. verboemeld
  4. verboemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verboemelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
vergeuden verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen opmaken; potverteren; verbeuzelen; verdoen; vergieten; verknoeien; verlummelen; verspillen
verhunzen verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen afmaken; afslachten; bederven; doden; moorden; om het leven brengen; ombrengen; verdoen; vergallen; verknoeien; vermoorden; verpesten; verspillen
verprassen verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen opmaken; potverteren; versjacheren
verschwenden verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen erdoor jagen; opmaken; potverteren; verdoen; vergieten; versjacheren; verspillen
vertun verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen verbeuzelen; verdoen; vergieten; verknoeien; verlummelen; verprutsen; verspillen
wegschmeißen verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen weggooien; wegroeien; wegsmijten