Neerlandés

Traducciones detalladas de vorsen de neerlandés a alemán

vorsen:

vorsen verbo (vors, vorst, vorste, vorsten, gevorst)

  1. vorsen (onderzoeken; speuren)
    untersuchen; nachgehen; spüren; fahnden; suchen; forschen; ergründen; nachforschen; überprüfen; erforschen; befragen; prüfen; erkunden; erproben; erfragen; nachspüren; ausforschen
    • untersuchen verbo (untersuche, untersuchst, untersucht, untersuchte, untersuchtet, untersucht)
    • nachgehen verbo (geh nach, gehst nach, geht nach, ging nach, gingt nach, nachgegangen)
    • spüren verbo (spüre, spürst, spürt, spürte, spürtet, gespürt)
    • fahnden verbo (fahnde, fahndest, fahndet, fahndete, fahndetet, gefahndt)
    • suchen verbo (suche, suchst, sucht, suchte, suchtet, gesucht)
    • forschen verbo (forsche, forschst, forscht, forschte, forschtet, geforscht)
    • ergründen verbo (ergründe, ergründest, ergründet, ergründete, ergründetet, ergründet)
    • nachforschen verbo (forsche nach, forschst nach, forscht nach, forschte nach, forschtet nach, nachgeforscht)
    • überprüfen verbo (überprüfe, überprüfst, überprüft, überprüfte, überprüftet, überprüft)
    • erforschen verbo (erforsche, erforscht, erforschte, erforschtet, erforscht)
    • befragen verbo (befrage, befragst, befragt, befragte, befragtet, befragt)
    • prüfen verbo (prüfe, prüfst, prüft, prüfte, prüftet, geprüf)
    • erkunden verbo (erkunde, erkundest, erkundet, erkundete, erkundetet, erkundet)
    • erproben verbo (erprobe, erprobst, erprobt, erprobte, erprobtet, erprobt)
    • erfragen verbo (erfrage, erfragst, erfragt, erfragte, erfragtet, erfragt)
    • nachspüren verbo (spüre nach, spürst nach, spürt nach, spürte nach, spürtet nach, nachgespürt)
    • ausforschen verbo (forsche aus, forscht aus, forschte aus, forschtet aus, ausgeforscht)

Conjugaciones de vorsen:

o.t.t.
  1. vors
  2. vorst
  3. vorst
  4. vorsen
  5. vorsen
  6. vorsen
o.v.t.
  1. vorste
  2. vorste
  3. vorste
  4. vorsten
  5. vorsten
  6. vorsten
v.t.t.
  1. heb gevorst
  2. hebt gevorst
  3. heeft gevorst
  4. hebben gevorst
  5. hebben gevorst
  6. hebben gevorst
v.v.t.
  1. had gevorst
  2. had gevorst
  3. had gevorst
  4. hadden gevorst
  5. hadden gevorst
  6. hadden gevorst
o.t.t.t.
  1. zal vorsen
  2. zult vorsen
  3. zal vorsen
  4. zullen vorsen
  5. zullen vorsen
  6. zullen vorsen
o.v.t.t.
  1. zou vorsen
  2. zou vorsen
  3. zou vorsen
  4. zouden vorsen
  5. zouden vorsen
  6. zouden vorsen
diversen
  1. vors!
  2. vorst!
  3. gevorst
  4. vorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vorsen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ausforschen onderzoeken; speuren; vorsen doorvorsen; doorvragen; doorzagen; naspeuren; nasporen; ondervragen; onderzoeken; overhoren; uithoren; uitvorsen; uitvragen; verhoren
befragen onderzoeken; speuren; vorsen een interview houden; interviewen; ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
erforschen onderzoeken; speuren; vorsen bespieden; bestuderen; checken; doorvorsen; nagaan; naspeuren; nasporen; natrekken; navorsen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verifiëren; verspieden
erfragen onderzoeken; speuren; vorsen om raad vragen
ergründen onderzoeken; speuren; vorsen bespieden; doorgronden; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verspieden
erkunden onderzoeken; speuren; vorsen bespieden; checken; doorvorsen; inschrijven; kadastreren; nagaan; natrekken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verifiëren; verspieden
erproben onderzoeken; speuren; vorsen beproeven; bestuderen; keuren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; op de proef stellen; pogen; proberen; testen; toetsen; trachten; uitproberen; uittesten
fahnden onderzoeken; speuren; vorsen naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
forschen onderzoeken; speuren; vorsen beproeven; checken; doorvorsen; nagaan; naspeuren; nasporen; natrekken; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; proberen; uitpluizen; uitproberen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verifiëren
nachforschen onderzoeken; speuren; vorsen bestuderen; checken; doorvorsen; nagaan; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; natrekken; navorsen; rechercheren; snuffelen; speuren; verifiëren
nachgehen onderzoeken; speuren; vorsen achterlopen; achternazitten; achtervolgen; bespieden; checken; nagaan; natrekken; nazitten; verifiëren; verspieden; volgen
nachspüren onderzoeken; speuren; vorsen checken; nagaan; naspeuren; nasporen; natrekken; navorsen; verifiëren
prüfen onderzoeken; speuren; vorsen auditeren; bekijken; beproeven; bespieden; checken; controleren; dood kunnen vallen; examineren; inspecteren; keuren; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; onderzoeken; op de proef stellen; overhoren; proberen; proeven; schouwen; smaken; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; verifiëren; verspieden
spüren onderzoeken; speuren; vorsen aanvoelen; achter komen; bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; naspeuring doen; ontwaren; opmerken; rechercheren; signaleren; snuffelen; speuren; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
suchen onderzoeken; speuren; vorsen naslaan; naspeuring doen; opzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren; vinden; zoeken
untersuchen onderzoeken; speuren; vorsen beproeven; checken; inventariseren; keuren; nagaan; naspeuren; nasporen; natrekken; onderzoeken; testen; verifiëren
überprüfen onderzoeken; speuren; vorsen beproeven; checken; controleren; examineren; herkeuren; heronderzoeken; hervormen; herzien; keuren; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; nazien; onderzoeken; overhoren; reformeren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; valideren; verifiëren