Neerlandés

Traducciones detalladas de aanpak de neerlandés a inglés

aanpak:

aanpak [de ~ (m)] sustantivo

  1. de aanpak (werkwijze; methode; arbeidsmethodiek; werkmethode)
    the method of working; the working method; the operation procedure; the procedure; the mode of operation; the method; the manufacturing process; the routine; the system
  2. de aanpak (procédé; methode)
    the procedure; the method

Translation Matrix for aanpak:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
manufacturing process aanpak; arbeidsmethodiek; methode; werkmethode; werkwijze productieproces
method aanpak; arbeidsmethodiek; methode; procédé; werkmethode; werkwijze handelwijze; manier; methode; procedure; trant; wijs; wijze
method of working aanpak; arbeidsmethodiek; methode; werkmethode; werkwijze
mode of operation aanpak; arbeidsmethodiek; methode; werkmethode; werkwijze
operation procedure aanpak; arbeidsmethodiek; methode; werkmethode; werkwijze
procedure aanpak; arbeidsmethodiek; methode; procédé; werkmethode; werkwijze beleefdheidsbetuiging; gang van zaken; plichtpleging; procedure; procesvoering; toedracht
routine aanpak; arbeidsmethodiek; methode; werkmethode; werkwijze ervaring; praktijk; routine; sleur
system aanpak; arbeidsmethodiek; methode; werkmethode; werkwijze constitutie; gestel; stelsel; systeem
working method aanpak; arbeidsmethodiek; methode; werkmethode; werkwijze

Wiktionary: aanpak

aanpak
noun
  1. manier van aanpakken
aanpak
noun
  1. a manner in which a problem is solved or policy is made

Cross Translation:
FromToVia
aanpak course of action Vorgehen — eine definierte Art und Weise zu handeln

aanpakken:

aanpakken verbo (pak aan, pakt aan, pakte aan, pakten aan, aangepakt)

  1. aanpakken (aanvatten)
    to receive
    • receive verbo (receives, received, receiving)
  2. aanpakken (onderhanden nemen)
    to take on
    • take on verbo (takes on, took on, taking on)
  3. aanpakken (toetasten; toegrijpen; zich bedienen; grijpen; ingrijpen)
    to seize; to serve oneself; to take; to fall to; to dive in
    • seize verbo (seizes, seized, seizing)
    • serve oneself verbo (serves oneself, served oneself, serving oneself)
    • take verbo (takes, took, taking)
    • fall to verbo (falls to, fell to, falling to)
    • dive in verbo (dives in, dived in, diving in)
  4. aanpakken (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; )
    to catch
    • catch verbo (catches, catched, catching)
  5. aanpakken (doortastend zijn; spijkers met koppen slaan)
    to get to work; to be drastic
    • get to work verbo (gets to work, got to the end of, getting to the end of)
    • be drastic verbo (is drastic, being drastic)

Conjugaciones de aanpakken:

o.t.t.
  1. pak aan
  2. pakt aan
  3. pakt aan
  4. pakken aan
  5. pakken aan
  6. pakken aan
o.v.t.
  1. pakte aan
  2. pakte aan
  3. pakte aan
  4. pakten aan
  5. pakten aan
  6. pakten aan
v.t.t.
  1. heb aangepakt
  2. hebt aangepakt
  3. heeft aangepakt
  4. hebben aangepakt
  5. hebben aangepakt
  6. hebben aangepakt
v.v.t.
  1. had aangepakt
  2. had aangepakt
  3. had aangepakt
  4. hadden aangepakt
  5. hadden aangepakt
  6. hadden aangepakt
o.t.t.t.
  1. zal aanpakken
  2. zult aanpakken
  3. zal aanpakken
  4. zullen aanpakken
  5. zullen aanpakken
  6. zullen aanpakken
o.v.t.t.
  1. zou aanpakken
  2. zou aanpakken
  3. zou aanpakken
  4. zouden aanpakken
  5. zouden aanpakken
  6. zouden aanpakken
diversen
  1. pak aan!
  2. pakt aan!
  3. aangepakt
  4. aanpakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanpakken [znw.] sustantivo

  1. aanpakken (beetpakken; aangrijpen; aanklampen; aanvatten)
    the taking hold of; the laying hands on

Translation Matrix for aanpakken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
catch buit; deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
laying hands on aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetpakken
take baat; gewin; profijt; winst
taking hold of aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetpakken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
be drastic aanpakken; doortastend zijn; spijkers met koppen slaan
catch aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten aanklampen; azen; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen; wegkapen
dive in aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen induiken
fall to aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen behoren; ten deel vallen; toebehoren; toekomen; toevallen
get to work aanpakken; doortastend zijn; spijkers met koppen slaan
receive aanpakken; aanvatten aannemen; aanvaarden; accepteren; afvangen; in ontvangst nemen; kennis opdoen; krijgen; leren; meekrijgen; meepikken; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; ontvangen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; oppikken; opsteken; opstrijken; opvangen
seize aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen aanhouden; aanklampen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; buitmaken; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; iets bemachtigen; in beslag nemen; inrekenen; jatten; klauwen; klemmen; knellen; kopen; omklemmen; oppakken; pakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; verwerven; wegkapen
serve oneself aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen
take aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen aangrijpen; aannemen; aanvaarden; aanwenden; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afnemen; benemen; benutten; bezetten; bezigen; cadeau aannemen; gappen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; innemen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; medicijn innemen; meenemen; naartoe brengen; nemen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; ophalen; pakken; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toepassen; toeëigenen; utiliseren; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verstouwen; verstuwen; vervreemden; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
take on aanpakken; onderhanden nemen aanbinden; aanknopen; aannemen; aanvaarden; aanvangen; accepteren; beginnen; op zich nemen; starten; van plan zijn; van start gaan

Definiciones relacionadas de "aanpakken":

  1. ergens aan beginnen1
    • we zullen deze klus eens aanpakken1
  2. in je handen nemen en vasthouden1
    • hier, pak dat boek eens aan!1

Wiktionary: aanpakken

aanpakken
verb
  1. aanvatten
aanpakken
verb
  1. to manage; to control; to practice skill upon
  2. to face or deal with attempting to overcome or fight down

Cross Translation:
FromToVia
aanpakken begin; commence; start; collide with; crash into; bring up; broach; land; address; accost; hitch on; hook on; attach; approach; deal with; tackle; berth aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre.