Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. checken:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de checken de neerlandés a inglés

checken:

checken verbo (check, checkt, checkte, checkten, gecheckt)

  1. checken (natrekken; verifiëren; nagaan)
    to check; to affirm; to investigate; to check out; to trace; to go through again
    • check verbo (checks, checked, checking)
    • affirm verbo (affirms, affirmed, affirming)
    • investigate verbo (investigates, investigated, investigating)
    • check out verbo (checks out, checked out, checking out)
    • trace verbo (traces, traced, tracing)
    • go through again verbo (goes through again, went through again, going through again)

Conjugaciones de checken:

o.t.t.
  1. check
  2. checkt
  3. checkt
  4. checken
  5. checken
  6. checken
o.v.t.
  1. checkte
  2. checkte
  3. checkte
  4. checkten
  5. checkten
  6. checkten
v.t.t.
  1. heb gecheckt
  2. hebt gecheckt
  3. heeft gecheckt
  4. hebben gecheckt
  5. hebben gecheckt
  6. hebben gecheckt
v.v.t.
  1. had gecheckt
  2. had gecheckt
  3. had gecheckt
  4. hadden gecheckt
  5. hadden gecheckt
  6. hadden gecheckt
o.t.t.t.
  1. zal checken
  2. zult checken
  3. zal checken
  4. zullen checken
  5. zullen checken
  6. zullen checken
o.v.t.t.
  1. zou checken
  2. zou checken
  3. zou checken
  4. zouden checken
  5. zouden checken
  6. zouden checken
en verder
  1. ben gecheckt
  2. bent gecheckt
  3. is gecheckt
  4. zijn gecheckt
  5. zijn gecheckt
  6. zijn gecheckt
diversen
  1. check!
  2. checkt!
  3. gecheckt
  4. checkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for checken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
check cheque; controleren; schaak
trace flinter; floers; klein beetje; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem; zweempje
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
affirm checken; nagaan; natrekken; verifiëren
check checken; nagaan; natrekken; verifiëren aankruisen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; controleren; examineren; hertellen; iets opzoeken; inspecteren; intomen; keuren; merken; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
check out checken; nagaan; natrekken; verifiëren uitchecken
go through again checken; nagaan; natrekken; verifiëren
investigate checken; nagaan; natrekken; verifiëren doorvorsen; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; neuzen; onderzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren
trace checken; nagaan; natrekken; verifiëren calqueren; lokaliseren; met pen overtekenen; opsporen; overtrekken; traceren; vinden
- controleren; nakijken
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
check ruiten

Sinónimos de "checken":


Definiciones relacionadas de "checken":

  1. kijken of het klopt1
    • hij checkte de rekening voor hij betaalde1

Wiktionary: checken

checken
verb
  1. controleren, nakijken
checken
verb
  1. to inspect, examine
  2. check or investigate particularly

Cross Translation:
FromToVia
checken watch over; examine; oversee surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.
checken check; verify; audit vérifierexaminer, rechercher si une chose est vraie, si elle est telle qu’elle doit être ou qu’on l’déclarer.