Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. haak:
  2. haken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de haak de neerlandés a inglés

haak:

haak [de ~ (m)] sustantivo

  1. de haak (ophanghaak)
    the peg; the hook
    • peg [the ~] sustantivo
    • hook [the ~] sustantivo
  2. de haak (tekenhaak)
    the T-square

Translation Matrix for haak:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
T-square haak; tekenhaak
hook haak; ophanghaak angel; hoek; hoekje; hoekstoot; schuilhoekje; vishaak; weerhaak
peg haak; ophanghaak borgmoer; borrel; haakje; keg; keil; klem; muurplug; neut; ophanghaakje; pen; pin; plug; spie; staande receptie; wig

Palabras relacionadas con "haak":


Definiciones relacionadas de "haak":

  1. omgebogen voorwerp waar je iets aan kunt hangen1
    • hang je jas maar op de haak van de kapstok1

Wiktionary: haak

haak
noun
  1. een soort gebogen nagel, waaraan men, als deze in de muur bevestigd is, voorwerpen kan ophangen
haak
noun
  1. fishhook
  2. rod bent into a curved shape
  3. rest for the receiver of a telephone
  4. fastener or holder
  5. a clasp which stops something from opening (jump)
  6. one of set of rods hammered into structure

Cross Translation:
FromToVia
haak peg Haken — geschwungen oder eckig gekrümmte Vorrichtung zum Aufhängen oder Einhaken von Objekten, meist aus Metall, Holz oder Kunststoff geformt.

haak forma de haken:

haken verbo (haak, haakt, haakte, haakten, gehaakt)

  1. haken
    to crochet
    • crochet verbo (crochets, crochetted, crochetting)

Conjugaciones de haken:

o.t.t.
  1. haak
  2. haakt
  3. haakt
  4. haken
  5. haken
  6. haken
o.v.t.
  1. haakte
  2. haakte
  3. haakte
  4. haakten
  5. haakten
  6. haakten
v.t.t.
  1. heb gehaakt
  2. hebt gehaakt
  3. heeft gehaakt
  4. hebben gehaakt
  5. hebben gehaakt
  6. hebben gehaakt
v.v.t.
  1. had gehaakt
  2. had gehaakt
  3. had gehaakt
  4. hadden gehaakt
  5. hadden gehaakt
  6. hadden gehaakt
o.t.t.t.
  1. zal haken
  2. zult haken
  3. zal haken
  4. zullen haken
  5. zullen haken
  6. zullen haken
o.v.t.t.
  1. zou haken
  2. zou haken
  3. zou haken
  4. zouden haken
  5. zouden haken
  6. zouden haken
en verder
  1. ben gehaakt
  2. bent gehaakt
  3. is gehaakt
  4. zijn gehaakt
  5. zijn gehaakt
  6. zijn gehaakt
diversen
  1. haak!
  2. haakt!
  3. gehaakt
  4. hakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

haken [de ~] sustantivo, plural

  1. de haken (tekenhaken)
    the squares; the T-squares

haken [het ~] sustantivo

  1. het haken (aanhaken)
    the hooking; the clasping

Translation Matrix for haken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
T-squares haken; tekenhaken
clasping aanhaken; haken aangespen; vastgespen
hooking aanhaken; haken
squares haken; tekenhaken vierkanten
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
crochet haken
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
clasping klemmend; klemzittend; knellend

Palabras relacionadas con "haken":


Wiktionary: haken

haken
verb
  1. to attach a hook
  2. to make needlework using a hooked needle

Cross Translation:
FromToVia
haken hook; couple; hang; secure; hitch on; hook on; attach accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général).