Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. kwetsuur:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de kwetsuur de neerlandés a inglés

kwetsuur:

kwetsuur [de ~ (v)] sustantivo

  1. de kwetsuur (letsel)
    the bruise; the swelling; the lump; the bump
  2. de kwetsuur (verwonding; wond)
    the wound; the injury; the hurt
    • wound [the ~] sustantivo
    • injury [the ~] sustantivo
    • hurt [the ~] sustantivo

Translation Matrix for kwetsuur:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bruise kwetsuur; letsel bobbel; bolling; buil; bult; dikte; kneuswond; kneuzing; letsel; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling
bump kwetsuur; letsel bobbel; bons; dreun; duw; duwtje; hobbel; hobbeling; klap; knal; kwak; oneffenheid; ongelijkheid; pof; por; smak; stoot; stootje; zet
hurt kwetsuur; verwonding; wond belediging; grief; krenking
injury kwetsuur; verwonding; wond afbreuk; belediging; benadeling; beschadiging; blessure; grief; krenking; letsel; schade; verlies
lump kwetsuur; letsel bobbel; bolling; brokje; buil; bult; dikte; kleine brok; klont; klonter; knobbel; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling
swelling kwetsuur; letsel aangroei; aanwas; bobbel; bolling; buil; bult; dikte; knobbel; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; uitdijen; uitdijing; wassen; zwellen; zwelling
wound kwetsuur; verwonding; wond bit wond; snede; snee; snijwond
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bruise bezeren; blesseren; deren; kneuzen; krenken; kwetsen; schaden; verwonden
hurt aandoen; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; duperen; folteren; grieven; knauwen; krenken; kwaad doen; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen
wound bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
hurt beledigd; gegriefd; gekwetst; gewond

Palabras relacionadas con "kwetsuur":


Wiktionary: kwetsuur

kwetsuur
noun
  1. an infected or otherwise injured or diseased organ or part
  2. a wound or an injury
  3. injury

Cross Translation:
FromToVia
kwetsuur injury; wound; lesion blessureplaie ou fracture produire par un coup ou un choc. — note On le dit plus communément des coups qui entament la chair.