Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. morsen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de morsen de neerlandés a inglés

morsen:

morsen verbo (mors, morst, morste, morsten, gemorst)

  1. morsen (knoeien; vlekken; kladden)
    to spill; to mess; slop
    • spill verbo (spills, spilled, spilling)
    • mess verbo (messes, messed, messing)
    • slop verbo

Conjugaciones de morsen:

o.t.t.
  1. mors
  2. morst
  3. morst
  4. morsen
  5. morsen
  6. morsen
o.v.t.
  1. morste
  2. morste
  3. morste
  4. morsten
  5. morsten
  6. morsten
v.t.t.
  1. heb gemorst
  2. hebt gemorst
  3. heeft gemorst
  4. hebben gemorst
  5. hebben gemorst
  6. hebben gemorst
v.v.t.
  1. had gemorst
  2. had gemorst
  3. had gemorst
  4. hadden gemorst
  5. hadden gemorst
  6. hadden gemorst
o.t.t.t.
  1. zal morsen
  2. zult morsen
  3. zal morsen
  4. zullen morsen
  5. zullen morsen
  6. zullen morsen
o.v.t.t.
  1. zou morsen
  2. zou morsen
  3. zou morsen
  4. zouden morsen
  5. zouden morsen
  6. zouden morsen
diversen
  1. mors!
  2. morst!
  3. gemorst
  4. morsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for morsen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
mess bedrog; bende; berg; bocht; chaos; geklieder; heisa; heksenketel; hoop; keet; kliederboel; kliederen; knoeiboel; knoeierij; nep; opeenhoping; oplichterij; puinhoop; puinzooi; regelloosheid; rommel; rompslomp; rotzooi; smeerboel; smerig spul; soepzootje; toestand; troep; veel gedoe; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje; zwendelarij
spill lek; lekkage
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
mess kladden; knoeien; morsen; vlekken aanklooien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; klooien; rotzooien; verdoen; verspillen
slop kladden; knoeien; morsen; vlekken verdoen; verspillen
spill kladden; knoeien; morsen; vlekken verdoen; verspillen

Wiktionary: morsen

morsen
verb
  1. (overgankelijk) materiaal daar laten belanden waar niet thuis hoort
morsen
verb
  1. transitive: to drop something so that it spreads out