Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. aanleveren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanleveren de neerlandés a inglés

aanleveren:

aanleveren verbo (lever aan, levert aan, leverde aan, leverden aan, aangeleverd)

  1. aanleveren (leveren; bezorgen; brengen; )
    to deliver; to provide; to supply; to bring; to send; to furnish; put up for shipment; to bring around; to ship
    • deliver verbo (delivers, delivered, delivering)
    • provide verbo (provides, provided, providing)
    • supply verbo (supplies, supplied, supplying)
    • bring verbo (brings, brought, bringing)
    • send verbo (sends, sent, sending)
    • furnish verbo (furnishes, furnished, furnishing)
    • bring around verbo (brings around, brought around, bringing around)
    • ship verbo (ships, shipped, shipping)

Conjugaciones de aanleveren:

o.t.t.
  1. lever aan
  2. levert aan
  3. levert aan
  4. leveren aan
  5. leveren aan
  6. leveren aan
o.v.t.
  1. leverde aan
  2. leverde aan
  3. leverde aan
  4. leverden aan
  5. leverden aan
  6. leverden aan
v.t.t.
  1. heb aangeleverd
  2. hebt aangeleverd
  3. heeft aangeleverd
  4. hebben aangeleverd
  5. hebben aangeleverd
  6. hebben aangeleverd
v.v.t.
  1. had aangeleverd
  2. had aangeleverd
  3. had aangeleverd
  4. hadden aangeleverd
  5. hadden aangeleverd
  6. hadden aangeleverd
o.t.t.t.
  1. zal aanleveren
  2. zult aanleveren
  3. zal aanleveren
  4. zullen aanleveren
  5. zullen aanleveren
  6. zullen aanleveren
o.v.t.t.
  1. zou aanleveren
  2. zou aanleveren
  3. zou aanleveren
  4. zouden aanleveren
  5. zouden aanleveren
  6. zouden aanleveren
diversen
  1. lever aan!
  2. levert aan!
  3. aangeleverd
  4. aanleverende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanleveren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ship boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig
supply aanvoer; afgifte; aflevering; bezorging; geleverde; leverantie; levering; maatregel; schikking; toevoer; uitlevering; voorziening; zending
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bring aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; langs brengen; meebrengen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen
bring around aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; ompraten; overhalen; overreden; overtuigen; rondbrengen; thuisbezorgen; tot bewustzijn brengen
deliver aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afgeven; afleveren; bestellen; bevrijden van belegeraars; bezorgen; bijgaand leveren; bijleveren; brengen; geven; inleveren; leveren; ontzetten; overhandigen; rondbrengen; schenken; ter wereld brengen; thuisbezorgen; verlenen; verlossen; verstrekken
furnish aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afleveren; bekleden; bestellen; bezorgen; brengen; fourneren; inrichten; meubileren; optooien; overtrekken; rondbrengen; stofferen; thuisbezorgen; van bekleding voorzien; verschaffen; verstrekken; zich uitdossen; zich uitmonsteren
provide aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; fourneren; geven; rondbrengen; schenken; thuisbezorgen; verlenen; verschaffen; verstrekken
put up for shipment aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren
send aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; doen toekomen; geld overmaken; iem. iets sturen; opsturen; overboeken; overmaken; overschrijven; overzenden; posten; rondbrengen; sturen; thuisbezorgen; toezenden; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
ship aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren aan boord gaan; aan boord klimmen; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; inladen; laden; rondbrengen; thuisbezorgen; verladen; verschepen; versturen; zenden
supply aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afleveren; bestellen; bevoorraden; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen; toedragen; toevoeren; verschaffen; verstrekken; versturen; zenden

Wiktionary: aanleveren

aanleveren
verb
  1. -