Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. belazerd:
  2. belazeren:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de belazerd de neerlandés a inglés

belazerd:


belazeren:

belazeren verbo (belazer, belazert, belazerde, belazerden, belazerd)

  1. belazeren (besodemieteren; afzetten; misleiden; )
    to deceive; to cheat; to swindle; to hoodwink; woodwink; to diddle
    • deceive verbo (deceives, deceived, deceiving)
    • cheat verbo (cheats, cheated, cheating)
    • swindle verbo (swindles, swindled, swindling)
    • hoodwink verbo (hoodwinks, hoodwinked, hoodwinking)
    • woodwink verbo
    • diddle verbo (diddles, diddled, diddling)

Conjugaciones de belazeren:

o.t.t.
  1. belazer
  2. belazert
  3. belazert
  4. belazeren
  5. belazeren
  6. belazeren
o.v.t.
  1. belazerde
  2. belazerde
  3. belazerde
  4. belazerden
  5. belazerden
  6. belazerden
v.t.t.
  1. heb belazerd
  2. hebt belazerd
  3. heeft belazerd
  4. hebben belazerd
  5. hebben belazerd
  6. hebben belazerd
v.v.t.
  1. had belazerd
  2. had belazerd
  3. had belazerd
  4. hadden belazerd
  5. hadden belazerd
  6. hadden belazerd
o.t.t.t.
  1. zal belazeren
  2. zult belazeren
  3. zal belazeren
  4. zullen belazeren
  5. zullen belazeren
  6. zullen belazeren
o.v.t.t.
  1. zou belazeren
  2. zou belazeren
  3. zou belazeren
  4. zouden belazeren
  5. zouden belazeren
  6. zouden belazeren
diversen
  1. belazer!
  2. belazert!
  3. belazerd
  4. belazerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for belazeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
cheat chantage; flessentrekker; misleider
diddle verlakkerij
swindle boerenbedrog; fraude; gezwendel; malversatie; onregelmatigheden; ontvreemding; oplichterij; oplichting; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; verlakkerij; zwendel; zwendelarij
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
cheat afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen afzetten; bedotten; neppen; tillen; verneuken
deceive afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen bedonderen; bezwendelen; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; sjoemelen; wijsmaken
diddle afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
hoodwink afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden
swindle afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen bedonderen; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; neppen; te pakken nemen; voor de gek houden
woodwink afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen

Wiktionary: belazeren

belazeren
verb
  1. (overgankelijk) pejoratief|nld iemand met bedrog benadelen