Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. dommelen:
  2. dommel:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de dommelen de neerlandés a inglés

dommelen:

dommelen verbo (dommel, dommelt, dommelde, dommelden, gedommeld)

  1. dommelen (sluimeren; doezelen; soezen; dutten)
    to snooze; to doze; to drowse
    • snooze verbo (snoozes, snoozed, snoozing)
    • doze verbo (dozes, dozed, dozing)
    • drowse verbo (drowses, drowsed, drowsing)

Conjugaciones de dommelen:

o.t.t.
  1. dommel
  2. dommelt
  3. dommelt
  4. dommelen
  5. dommelen
  6. dommelen
o.v.t.
  1. dommelde
  2. dommelde
  3. dommelde
  4. dommelden
  5. dommelden
  6. dommelden
v.t.t.
  1. heb gedommeld
  2. hebt gedommeld
  3. heeft gedommeld
  4. hebben gedommeld
  5. hebben gedommeld
  6. hebben gedommeld
v.v.t.
  1. had gedommeld
  2. had gedommeld
  3. had gedommeld
  4. hadden gedommeld
  5. hadden gedommeld
  6. hadden gedommeld
o.t.t.t.
  1. zal dommelen
  2. zult dommelen
  3. zal dommelen
  4. zullen dommelen
  5. zullen dommelen
  6. zullen dommelen
o.v.t.t.
  1. zou dommelen
  2. zou dommelen
  3. zou dommelen
  4. zouden dommelen
  5. zouden dommelen
  6. zouden dommelen
diversen
  1. dommel!
  2. dommelt!
  3. gedommeld
  4. dommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

dommelen [znw.] sustantivo

  1. dommelen (gedommel; doezelen; soezen; gedoezel; gesoes)
    the dozing; the drowsing; the napping; the snoozing

Translation Matrix for dommelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
dozing doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen dutten; gedut
drowsing doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen dutten; gedut
napping doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen dutten; gedut
snoozing doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen dutten; gedut
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
doze doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen gedachteloos zijn; sluimeren; suffen; verborgen aanwezig zijn
drowse doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen gedachteloos zijn; suffen
snooze doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen maffen; meuren; pitten; slapen; sluimeren; uitstellen; verborgen aanwezig zijn

Palabras relacionadas con "dommelen":


Wiktionary: dommelen

dommelen
verb
  1. half in slaap zijn
dommelen
verb
  1. to nap

dommel:

dommel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de dommel
    the nap
    • nap [the ~] sustantivo

Translation Matrix for dommel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
nap dommel dutje; hazenslaap; hazenslaapje; middagdutje; middagslaapje; siësta; tukje; uiltje

Palabras relacionadas con "dommel":