Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. herfsttijd:


Neerlandés

Traducciones detalladas de herfsttijd de neerlandés a inglés

herfsttijd:

herfsttijd [de ~ (m)] sustantivo

  1. de herfsttijd
    the autumn; the fall
    • autumn [the ~] sustantivo
    • fall [the ~] sustantivo

Translation Matrix for herfsttijd:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
autumn herfsttijd herfst; najaar
fall herfsttijd achteruitgang; afname; baisse; daling; deflatie; herfst; instorting; inzinking; landing; minder worden; najaar; neervallen; prijsdaling; prijsverlaging; terechtkomen; teruggang; terugloop; val; vermindering
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
fall bezwijken; doodgaan; erin vallen; flikkeren; heengaan; inslapen; kelderen; kiepen; kieperen; omkomen; ondergaan; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; raken; sneuvelen; sodemieteren; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; ten val komen; terechtkomen; treffen; tuimelen; vallen; wegvallen; zakken