Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. inhouden:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for inhouden:
    • entail, encompass, constitute, entails, consist


Neerlandés

Traducciones detalladas de inhouden de neerlandés a inglés

inhouden:

inhouden verbo (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)

  1. inhouden (behelzen)
    to contain; to include
    • contain verbo (contains, contained, containing)
    • include verbo (includes, included, including)
  2. inhouden (bevatten)
    to add
    • add verbo (adds, added, adding)
  3. inhouden (betekenen; neerkomen op)
    to mean; coming down
  4. inhouden (in mindering brengen; verrekenen; aftrekken; afhouden)
    to deduct
    • deduct verbo (deducts, deducted, deducting)
  5. inhouden (rustig blijven; inslikken; beheersen)
    to withhold; to swallow; to keep back; to stay calm
  6. inhouden (geen afstand doen van; houden; achterhouden)
    to restrain
    • restrain verbo (restrains, restrained, restraining)
  7. inhouden (blijven staan; stoppen; stilstaan; stilhouden)
    to stand still; remain standing; to stay put; to stop

Conjugaciones de inhouden:

o.t.t.
  1. houd in
  2. houdt in
  3. houdt in
  4. houden in
  5. houden in
  6. houden in
o.v.t.
  1. hield in
  2. hield in
  3. hield in
  4. hielden in
  5. hielden in
  6. hielden in
v.t.t.
  1. heb ingehouden
  2. hebt ingehouden
  3. heeft ingehouden
  4. hebben ingehouden
  5. hebben ingehouden
  6. hebben ingehouden
v.v.t.
  1. had ingehouden
  2. had ingehouden
  3. had ingehouden
  4. hadden ingehouden
  5. hadden ingehouden
  6. hadden ingehouden
o.t.t.t.
  1. zal inhouden
  2. zult inhouden
  3. zal inhouden
  4. zullen inhouden
  5. zullen inhouden
  6. zullen inhouden
o.v.t.t.
  1. zou inhouden
  2. zou inhouden
  3. zou inhouden
  4. zouden inhouden
  5. zouden inhouden
  6. zouden inhouden
en verder
  1. ben ingehouden
  2. bent ingehouden
  3. is ingehouden
  4. zijn ingehouden
  5. zijn ingehouden
  6. zijn ingehouden
diversen
  1. houd in!
  2. houdt in!
  3. ingehouden
  4. inhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inhouden [het ~] sustantivo

  1. het inhouden (behelzen)
    the comprehending; the containing; the including

Translation Matrix for inhouden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
comprehending behelzen; inhouden
containing behelzen; inhouden
deduct afname; daling; teruggang; terugloop; vermindering
including behelzen; inhouden inhoud; meerekening; waarmee iets gevuld is
stop halt; halte; halteplaats; oponthoud; stopplaats; vertraging
swallow boerenzwaluw; zwaluw
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
add bevatten; inhouden aanbouwen; aansluiten; aanvullen; bijbouwen; bijdoen; bijgieten; bijleveren; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; bijzetten; completeren; erbij doen; erbij tellen; erbij voegen; expanderen; inschenken; intappen; neerzetten; openen; optellen; plaatsen; samenschikken; samentellen; schenken; serveren; tappen; toevoegen; toevoegen aan levering; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; voegen; voltallig maken; zetten
coming down betekenen; inhouden; neerkomen op
contain behelzen; inhouden beseffen; doorzien; inkapselen; inzien; onderkennen; realiseren; van afsluitende laag voorzien
deduct afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen afleiden; deduceren
include behelzen; inhouden aansluiten; bijvoegen; erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; inkapselen; meeberekenen; meerekenen; meetellen; omvatten; toevoegen; van afsluitende laag voorzien
keep back beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; in bedwang houden; intomen; matigen; onderdrukken; terughouden
mean betekenen; inhouden; neerkomen op bedoelen; beduiden; beogen; ergens iets mee willen zeggen; ten doel hebben
remain standing blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen
restrain achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden afhouden; bedwingen; beheersen; beletten; beteugelen; dempen; ervanaf houden; in bedwang houden; intomen; matigen; temperen; weerhouden; zich matigen
stand still blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen halt houden; stil staan; stilstaan; stoppen; tot stilstand komen
stay put blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen blijven steken; haperen; op hetzelfde niveau blijven; stagneren; stokken; vastlopen
stop blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen afhouden; afremmen; afzetten; beletten; beslissen; besluiten; blijven steken; dichten; dwarsbomen; dwarsliggen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gaten stoppen; halt houden; halthouden; haperen; opgeven; ophouden; remmen; staken; stelpen; stillen; stilzetten; stokken; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; uitscheiden; vastlopen; vertragen; weerhouden
swallow beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven doorslikken; inlopen; innemen; inslikken; instinken; intuinen; medicijn innemen; slikken; verbijten; verkroppen; wegslikken
to stay calm beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven
withhold beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onderdrukken; terughouden
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
mean achterbaks; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; min; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; ploertig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verachtelijk; vuig
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
including o.a.; o.m.; onder andere; onder meer
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
including inbegrepen; incluis; inclusief; ingesloten; mee inberekend; met inbegrip van; waaronder

Sinónimos de "inhouden":


Antónimos de "inhouden":


Definiciones relacionadas de "inhouden":

  1. je beheersen, niets zeggen, terwijl je dat graag zou willen1
    • ik werd erg boos, maar ik hield me in!1
  2. het niet uitbetalen1
    • ik houd voor straf een tientje van je zakgeld in1
  3. iets betekenen1
    • wat houdt dat plan van hem precies in?1

Wiktionary: inhouden

inhouden
verb
  1. to have as a consequence
  2. To hold inside
  3. to hold back

Cross Translation:
FromToVia
inhouden hold; contain; admit; comprise; include renfermerenfermer de nouveau.
inhouden subtract; abstract; take away; remove; seize; take; cut off; cut; curtail; retrench; slash; truncate; deduct; count down; write off retrancher — Traductions à vérifier et à trier