Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. kieperen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de kieperen de neerlandés a inglés

kieperen:

kieperen verbo (kieper, kiepert, kieperde, kieperden, gekieperd)

  1. kieperen (tuimelen; vallen; flikkeren; kiepen; kelderen)
    to fall; to tumble; to drop; to trip up
    • fall verbo (falls, fell, falling)
    • tumble verbo (tumbles, tumbled, tumbling)
    • drop verbo (drops, dropped, dropping)
    • trip up verbo (trips up, tripped up, tripping up)

Conjugaciones de kieperen:

o.t.t.
  1. kieper
  2. kiepert
  3. kiepert
  4. kieperen
  5. kieperen
  6. kieperen
o.v.t.
  1. kieperde
  2. kieperde
  3. kieperde
  4. kieperden
  5. kieperden
  6. kieperden
v.t.t.
  1. heb gekieperd
  2. hebt gekieperd
  3. heeft gekieperd
  4. hebben gekieperd
  5. hebben gekieperd
  6. hebben gekieperd
v.v.t.
  1. had gekieperd
  2. had gekieperd
  3. had gekieperd
  4. hadden gekieperd
  5. hadden gekieperd
  6. hadden gekieperd
o.t.t.t.
  1. zal kieperen
  2. zult kieperen
  3. zal kieperen
  4. zullen kieperen
  5. zullen kieperen
  6. zullen kieperen
o.v.t.t.
  1. zou kieperen
  2. zou kieperen
  3. zou kieperen
  4. zouden kieperen
  5. zouden kieperen
  6. zouden kieperen
en verder
  1. ben gekieperd
  2. bent gekieperd
  3. is gekieperd
  4. zijn gekieperd
  5. zijn gekieperd
  6. zijn gekieperd
diversen
  1. kieper!
  2. kiepert!
  3. gekieperd
  4. kieperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kieperen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
drop borrel; drop; dropping; druppel; neut; oorlam; staande receptie; valhoogte
fall achteruitgang; afname; baisse; daling; deflatie; herfst; herfsttijd; instorting; inzinking; landing; minder worden; najaar; neervallen; prijsdaling; prijsverlaging; terechtkomen; teruggang; terugloop; val; vermindering
tumble buiteling; tuimelen; tuimeling; vallen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
drop flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen afdruipen; afsmijten; afwerpen; afzetten; afzien van rechtsvervolging; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; inkrimpen; kelderen; krimpen; laten uitstappen; lazeren; omlaagstorten; ontheffen; ontslaan; seponeren; sijpelen; slinken; uitdruppelen; uitsturen; vallen; verwijderen; verzenden; weglaten; wegsturen; wegzenden; zakken
fall flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen bezwijken; doodgaan; erin vallen; heengaan; inslapen; kelderen; omkomen; ondergaan; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; raken; sneuvelen; sodemieteren; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; ten val komen; terechtkomen; treffen; vallen; wegvallen; zakken
trip up flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen
tumble flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen buitelen; duikelen; kelderen; sodemieteren; zakken

Wiktionary: kieperen


Cross Translation:
FromToVia
kieperen fall; tumble purzeln — mit dem Kopf voraus hinfallen