Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. meemaken:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de meemaken de neerlandés a inglés

meemaken:

meemaken verbo (maak mee, maakt mee, maakte mee, maakten mee, meegemaakt)

  1. meemaken
    to witness
    • witness verbo (witnesss, witnessed, witnessing)

Conjugaciones de meemaken:

o.t.t.
  1. maak mee
  2. maakt mee
  3. maakt mee
  4. maken mee
  5. maken mee
  6. maken mee
o.v.t.
  1. maakte mee
  2. maakte mee
  3. maakte mee
  4. maakten mee
  5. maakten mee
  6. maakten mee
v.t.t.
  1. heb meegemaakt
  2. hebt meegemaakt
  3. heeft meegemaakt
  4. hebben meegemaakt
  5. hebben meegemaakt
  6. hebben meegemaakt
v.v.t.
  1. had meegemaakt
  2. had meegemaakt
  3. had meegemaakt
  4. hadden meegemaakt
  5. hadden meegemaakt
  6. hadden meegemaakt
o.t.t.t.
  1. zal meemaken
  2. zult meemaken
  3. zal meemaken
  4. zullen meemaken
  5. zullen meemaken
  6. zullen meemaken
o.v.t.t.
  1. zou meemaken
  2. zou meemaken
  3. zou meemaken
  4. zouden meemaken
  5. zouden meemaken
  6. zouden meemaken
diversen
  1. maak mee!
  2. maakt mee!
  3. meegemaakt
  4. meemakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meemaken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
witness getuige; getuige voor de rechtbank; kroongetuige; omstander; toeschouwer
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
witness meemaken aanwezig zijn; bekijken; bijwonen; gadeslaan; getuigen van; gewaarworden; horen; laten blijken; laten zien; merken; observeren; opdagen; opduiken; opkomen; signaleren; verschijnen; voelen; waarnemen; zien
- beleven

Sinónimos de "meemaken":


Definiciones relacionadas de "meemaken":

  1. het ervaren van iets1
    • Pam maakt altijd spannende dingen mee1

Wiktionary: meemaken

meemaken
verb
  1. getuige zijn van een gebeurtenis
meemaken
verb
  1. to observe or undergo

Traducciones relacionadas de meemaken