Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. plaats hebben:


Neerlandés

Traducciones detalladas de plaats hebben de neerlandés a inglés

plaats hebben:

plaats hebben verbo (heb plaats, hebt plaats, had plaats, hadden plaats, plaats gehad)

  1. plaats hebben (gebeuren; plaats vinden; geschieden)
    to happen; to occur; to take place; to arise
    • happen verbo (happens, happened, happening)
    • occur verbo (occurs, occured, occuring)
    • take place verbo (takes place, took place, taking place)
    • arise verbo (arises, arised, arising)
  2. plaats hebben (voorvallen; gebeuren; voordoen; plaatsvinden; passeren)
    to occur
    • occur verbo (occurs, occured, occuring)
  3. plaats hebben (zich voordoen; gebeuren; voorkomen)
    to occur; to take place; to happen; to pass
    • occur verbo (occurs, occured, occuring)
    • take place verbo (takes place, took place, taking place)
    • happen verbo (happens, happened, happening)
    • pass verbo (passes, passed, passing)

Conjugaciones de plaats hebben:

o.t.t.
  1. heb plaats
  2. hebt plaats
  3. hebt plaats
  4. hebben plaats
  5. hebben plaats
  6. hebben plaats
o.v.t.
  1. had plaats
  2. had plaats
  3. had plaats
  4. hadden plaats
  5. hadden plaats
  6. hadden plaats
v.t.t.
  1. heb plaats gehad
  2. hebt plaats gehad
  3. heeft plaats gehad
  4. hebben plaats gehad
  5. hebben plaats gehad
  6. hebben plaats gehad
v.v.t.
  1. had plaats gehad
  2. had plaats gehad
  3. had plaats gehad
  4. hadden plaats gehad
  5. hadden plaats gehad
  6. hadden plaats gehad
o.t.t.t.
  1. zal plaats hebben
  2. zult plaats hebben
  3. zal plaats hebben
  4. zullen plaats hebben
  5. zullen plaats hebben
  6. zullen plaats hebben
o.v.t.t.
  1. zou plaats hebben
  2. zou plaats hebben
  3. zou plaats hebben
  4. zouden plaats hebben
  5. zouden plaats hebben
  6. zouden plaats hebben
diversen
  1. heb plaats!
  2. hebt plaats!
  3. plaats gehad
  4. plaats hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plaats hebben:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
pass bergpas; entreebiljet; kaart; kaartje; pas; pasje; paspoort; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arise gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gaan staan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; omhoogrijzen; ontspinnen; opdagen; opduiken; opkomen; oprijzen; opstaan; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; vermeerderen; verschijnen
happen gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; voorkomen; zich voordoen toegaan
occur gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen ontspinnen; opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen
pass gebeuren; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen aanbieden; aangeven; aankomen; aanreiken; afgeven; aflopen; besteden; bezoeken; doorbrengen; gaan; geven; iemand opzoeken; inhalen; langsgaan; langskomen; op visite gaan; overgeven; overhandigen; passeren; reiken; slagen voor; slijten; toesteken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijrijden; zich begeven
take place gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; voorkomen; zich voordoen

Traducciones relacionadas de plaats hebben