Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. regeren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de regeren de neerlandés a inglés

regeren:

regeren [znw.] sustantivo

  1. regeren (besturen)
    the governing; the ruling

regeren verbo (regeer, regeert, regeerde, regeerden, geregeerd)

  1. regeren (gezaghebben; overheersen; heersen; macht uitoefenen)
    to reign; to rule; exercise authority; to order; to exert power

Conjugaciones de regeren:

o.t.t.
  1. regeer
  2. regeert
  3. regeert
  4. regeren
  5. regeren
  6. regeren
o.v.t.
  1. regeerde
  2. regeerde
  3. regeerde
  4. regeerden
  5. regeerden
  6. regeerden
v.t.t.
  1. ben geregeerd
  2. bent geregeerd
  3. is geregeerd
  4. zijn geregeerd
  5. zijn geregeerd
  6. zijn geregeerd
v.v.t.
  1. was geregeerd
  2. was geregeerd
  3. was geregeerd
  4. waren geregeerd
  5. waren geregeerd
  6. waren geregeerd
o.t.t.t.
  1. zal regeren
  2. zult regeren
  3. zal regeren
  4. zullen regeren
  5. zullen regeren
  6. zullen regeren
o.v.t.t.
  1. zou regeren
  2. zou regeren
  3. zou regeren
  4. zouden regeren
  5. zouden regeren
  6. zouden regeren
en verder
  1. heb geregeerd
  2. hebt geregeerd
  3. heeft geregeerd
  4. hebben geregeerd
  5. hebben geregeerd
  6. hebben geregeerd
diversen
  1. regeer!
  2. regeert!
  3. geregeerd
  4. regerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for regeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
governing besturen; regeren
order aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
reign bewind; dynastie; geslacht; regentschap; regeringsstelsel; regime; staatsbestel
rule bewind; dienstvoorschrift; filter; gezag; macht; overheersing; regel; regentschap; regeringsstelsel; regime; reglement; richtlijn; richtsnoer; staatsbestel; stelregel; voorschrift; wetmatigheid
ruling besturen; regeren beslissing; raadsbesluit; vonnis
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
exercise authority gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
exert power gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
order gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren aanrukken; aanvoeren; afkondigen; bestellen; bevel voeren over; bevelen; catalogiseren; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; ingeven; leiden; leidinggeven; opdragen; ordenen; orderen; organiseren; rangordenen; rangschikken; regelen; schikken; uitvaardigen; verordenen; verordonneren; voorschrijven
reign gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren heersen; heersen van griep; verspreiden van ziekte
rule gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; heersen; heersen van griep; opdragen; verordenen; verordonneren; verspreiden van ziekte
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
ruling heersend; regerend

Wiktionary: regeren

regeren
verb
  1. (intr.) to exercise political authority
  2. to exercise sovereign authority in
  3. exercise sovereign power
  4. to regulate, be in charge of, make decisions for, reign over

Cross Translation:
FromToVia
regeren control; govern; rule; reign gouvernerdiriger une embarcation à l’aide d’un gouvernail.
regeren reign; control; govern; rule régnerexercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi.
regeren watch over; examine; oversee surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.