Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. schoor:
  2. schoren:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de schoor de neerlandés a inglés

schoor:

schoor [de ~ (m)] sustantivo

  1. de schoor (schraag)
    the shore; the prop
    • shore [the ~] sustantivo
    • prop [the ~] sustantivo

Translation Matrix for schoor:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
prop schoor; schraag schoorbalk; schuinse steunbalk; steunbalk; stutbalk
shore schoor; schraag kaai; kade; oever; vaste grond; wal; waterkant
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
prop dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
shore bijvallen; dragen; instemmen; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten

Palabras relacionadas con "schoor":


Wiktionary: schoor

schoor
past
  1. past tense of shear

Cross Translation:
FromToVia
schoor stanchion; shore étançon — arts|fr grosse pièce de bois qu’on mettre sous un mur, sous une charpente, sous un navire en construction, sous des terres miner, pour les soutenir.

schoren:

schoren verbo (schoor, schoort, schoorde, schoorden, geschoord)

  1. schoren (stutten; ondersteunen; steunen; dragen; schragen)
    to support; to shore; to prop up; to prop
    • support verbo (supports, supported, supporting)
    • shore verbo (shores, shored, shoring)
    • prop up verbo (props up, propped up, propping up)
    • prop verbo (props, propped, propping)

Conjugaciones de schoren:

o.t.t.
  1. schoor
  2. schoort
  3. schoort
  4. schoren
  5. schoren
  6. schoren
o.v.t.
  1. schoorde
  2. schoorde
  3. schoorde
  4. schoorden
  5. schoorden
  6. schoorden
v.t.t.
  1. heb geschoord
  2. hebt geschoord
  3. heeft geschoord
  4. hebben geschoord
  5. hebben geschoord
  6. hebben geschoord
v.v.t.
  1. had geschoord
  2. had geschoord
  3. had geschoord
  4. hadden geschoord
  5. hadden geschoord
  6. hadden geschoord
o.t.t.t.
  1. zal schoren
  2. zult schoren
  3. zal schoren
  4. zullen schoren
  5. zullen schoren
  6. zullen schoren
o.v.t.t.
  1. zou schoren
  2. zou schoren
  3. zou schoren
  4. zouden schoren
  5. zouden schoren
  6. zouden schoren
en verder
  1. ben geschoord
  2. bent geschoord
  3. is geschoord
  4. zijn geschoord
  5. zijn geschoord
  6. zijn geschoord
diversen
  1. schoor!
  2. schoort!
  3. geschoord
  4. schorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schoren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
prop schoor; schoorbalk; schraag; schuinse steunbalk; steunbalk; stutbalk
shore kaai; kade; oever; schoor; schraag; vaste grond; wal; waterkant
support aanhangen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; assistentie; bijstand; dienst; dienstbetoon; driepoot; gunst; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stimuleren; stut; stutbalk; support; toejuichen; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
prop dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
prop up dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
shore dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten bijvallen; instemmen; ondersteunen; rugsteunen; steunen
support dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanmoedigen; activeren; behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bezielen; bijspringen; bijvallen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; oppeppen; opwekken; rugsteunen; schragen; steunen; stimuleren; stutten; van mening zijn; voorstaan

Palabras relacionadas con "schoren":