Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. speld:
  2. spelden:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de speld de neerlandés a inglés

speld:

speld [de ~] sustantivo

  1. de speld (pin)
    the pin; the badge; the flag
    • pin [the ~] sustantivo
    • badge [the ~] sustantivo
    • flag [the ~] sustantivo

Translation Matrix for speld:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
badge pin; speld badge; decoratie; ereteken; insigne; kenteken; merkteken; munt; onderscheiding; onderscheidingsteken; ordeteken; penning; plaatje als herkenningsteken; ridderorde; speldje; teken
flag pin; speld banier; lis; markering; ruitertje; standaard; vaan; vaandel; vendel; vlag; wimpel
pin pin; speld borgmoer; klem; pen; pin; speldje; spie
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
flag markeren
pin dichtspelden; pinnen; spelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden

Palabras relacionadas con "speld":

  • speldden

Wiktionary: speld

speld
noun
  1. small device; small needle with no eye

Cross Translation:
FromToVia
speld fixing pin; pin Stecknadel — zum Befestigen von Stoff oder zum Abstecken von Nähten verwendete Nadel, deren Kopf zumeist aus Metall oder buntem Glas besteht
speld needle; pin épingle — Petite tige de métal (laiton, cuivre, fer, acier, etc.) terminée par une pointe à un bout et, de l’autre, par une tête cf|tête d’épingle.

speld forma de spelden:

spelden [de ~] sustantivo, plural

  1. de spelden
    the pins
    • pins [the ~] sustantivo

spelden verbo (speld, speldt, speldde, speldden, gespeld)

  1. spelden (pinnen)
    to pin
    • pin verbo (pins, pinned, pinning)

Conjugaciones de spelden:

o.t.t.
  1. speld
  2. speldt
  3. speldt
  4. spelden
  5. spelden
  6. spelden
o.v.t.
  1. speldde
  2. speldde
  3. speldde
  4. speldden
  5. speldden
  6. speldden
v.t.t.
  1. heb gespeld
  2. hebt gespeld
  3. heeft gespeld
  4. hebben gespeld
  5. hebben gespeld
  6. hebben gespeld
v.v.t.
  1. had gespeld
  2. had gespeld
  3. had gespeld
  4. hadden gespeld
  5. hadden gespeld
  6. hadden gespeld
o.t.t.t.
  1. zal spelden
  2. zult spelden
  3. zal spelden
  4. zullen spelden
  5. zullen spelden
  6. zullen spelden
o.v.t.t.
  1. zou spelden
  2. zou spelden
  3. zou spelden
  4. zouden spelden
  5. zouden spelden
  6. zouden spelden
en verder
  1. ben gespeld
  2. bent gespeld
  3. is gespeld
  4. zijn gespeld
  5. zijn gespeld
  6. zijn gespeld
diversen
  1. speld!
  2. speldt!
  3. gespeld
  4. speldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spelden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
pin borgmoer; klem; pen; pin; speld; speldje; spie
pins spelden
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
pin pinnen; spelden dichtspelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden