Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. wiel:
  2. wielen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de wiel de neerlandés a inglés

wiel:

wiel [het ~] sustantivo

  1. het wiel (wagenwiel; rad)
    the cartwheel; the carriage wheel
  2. het wiel
    the wheel
    – a simple machine consisting of a circular frame with spokes (or a solid disc) that can rotate on a shaft or axle (as in vehicles or other machines) 1
    • wheel [the ~] sustantivo

Translation Matrix for wiel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
carriage wheel rad; wagenwiel; wiel molenrad; rad; scheprad; waterrad
cartwheel rad; wagenwiel; wiel molenrad; rad; scheprad; waterrad
wheel wiel fiets; molenrad; rad; rijwiel; scheprad; stuur; stuurrad; stuurwiel; waterrad
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
wheel fietsen; karren; kruien

Palabras relacionadas con "wiel":


Definiciones relacionadas de "wiel":

  1. rond voorwerp dat kan draaien en dat op de bodem rust2
    • de wielen zorgen ervoor dat een auto kan rijden2

Wiktionary: wiel

wiel
noun
  1. ronddraaiende schijf
  2. draaikolk
wiel
noun
  1. a circular device facilitating movement or transportation

Cross Translation:
FromToVia
wiel wheel roueobjet de forme circulaire, destiné à tourner autour d'un axe et permettant à un véhicule de rouler.

wiel forma de wielen:

wielen [de ~] sustantivo, plural

  1. de wielen
    the wheels

wielen verbo (wiel, wielt, wielde, wielden, gewield)

  1. wielen (wervelen; kolken)
    to whirl; to eddy; to churn
    • whirl verbo (whirls, whirled, whirling)
    • eddy verbo (eddies, eddied, eddying)
    • churn verbo (churns, churned, churning)

Conjugaciones de wielen:

o.t.t.
  1. wiel
  2. wielt
  3. wielt
  4. wielen
  5. wielen
  6. wielen
o.v.t.
  1. wielde
  2. wielde
  3. wielde
  4. wielden
  5. wielden
  6. wielden
v.t.t.
  1. heb gewield
  2. hebt gewield
  3. heeft gewield
  4. hebben gewield
  5. hebben gewield
  6. hebben gewield
v.v.t.
  1. had gewield
  2. had gewield
  3. had gewield
  4. hadden gewield
  5. hadden gewield
  6. hadden gewield
o.t.t.t.
  1. zal wielen
  2. zult wielen
  3. zal wielen
  4. zullen wielen
  5. zullen wielen
  6. zullen wielen
o.v.t.t.
  1. zou wielen
  2. zou wielen
  3. zou wielen
  4. zouden wielen
  5. zouden wielen
  6. zouden wielen
diversen
  1. wiel!
  2. wielt!
  3. gewield
  4. wielend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wielen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
churn botervat; karn; karnton
wheels wielen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
churn kolken; wervelen; wielen karnen; omroeren; roeren; woelen; wroeten; wurmen
eddy kolken; wervelen; wielen
whirl kolken; wervelen; wielen draaien; kantelen; kolken; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; wentelen; wiegelen; zwieren

Palabras relacionadas con "wielen":