Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. bespelen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bespelen de neerlandés a español

bespelen:

bespelen verbo (bespeel, bespeelt, bespeelde, bespeelden, bespeeld)

  1. bespelen
    tocar

Conjugaciones de bespelen:

o.t.t.
  1. bespeel
  2. bespeelt
  3. bespeelt
  4. bespelen
  5. bespelen
  6. bespelen
o.v.t.
  1. bespeelde
  2. bespeelde
  3. bespeelde
  4. bespeelden
  5. bespeelden
  6. bespeelden
v.t.t.
  1. heb bespeeld
  2. hebt bespeeld
  3. heeft bespeeld
  4. hebben bespeeld
  5. hebben bespeeld
  6. hebben bespeeld
v.v.t.
  1. had bespeeld
  2. had bespeeld
  3. had bespeeld
  4. hadden bespeeld
  5. hadden bespeeld
  6. hadden bespeeld
o.t.t.t.
  1. zal bespelen
  2. zult bespelen
  3. zal bespelen
  4. zullen bespelen
  5. zullen bespelen
  6. zullen bespelen
o.v.t.t.
  1. zou bespelen
  2. zou bespelen
  3. zou bespelen
  4. zouden bespelen
  5. zouden bespelen
  6. zouden bespelen
diversen
  1. bespeel!
  2. bespeelt!
  3. bespeeld
  4. bespelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bespelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
tocar aanraken; aantikken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
tocar bespelen aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; raken; ten deel vallen; toekomen; toevallen; voelen

Wiktionary: bespelen

bespelen
verb
  1. muziek maken op een muziekinstrument

Cross Translation:
FromToVia
bespelen tocar play — produce music using a musical instrument (transitive sense), affecting a noun