Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. puzzel:
  2. puzzelen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de puzzel de neerlandés a español

puzzel:

puzzel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de puzzel (hersenbreker; probleem)
    el rompecabezas; el puzzle; el enigma; el acertijo

Translation Matrix for puzzel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
acertijo hersenbreker; probleem; puzzel raadsel
enigma hersenbreker; probleem; puzzel raadsel
puzzle hersenbreker; probleem; puzzel legpuzzel; raadsel
rompecabezas hersenbreker; probleem; puzzel legpuzzel; raadsel

Palabras relacionadas con "puzzel":

  • puzzelen, puzzels, puzzeltje, puzzeltjes

Wiktionary: puzzel

puzzel
noun
  1. een raadsel of moeilijke opgave die men als tijdverdrijf probeert op te lossen

Cross Translation:
FromToVia
puzzel rompecabezas jigsaw puzzle — type of puzzle
puzzel rompecabezas; puzle puzzle — game for one person
puzzel rompecabezas puzzle — jeux|nocat=1 Jeu de patience composé de petites pièces à contours irréguliers que l’on doit assembler pour reconstituer une image.
puzzel enigma énigme — Jeu d’esprit

puzzel forma de puzzelen:

puzzelen verbo (puzzel, puzzelt, puzzelde, puzzelden, gepuzzeld)

  1. puzzelen (puzzels oplossen)

Conjugaciones de puzzelen:

o.t.t.
  1. puzzel
  2. puzzelt
  3. puzzelt
  4. puzzelen
  5. puzzelen
  6. puzzelen
o.v.t.
  1. puzzelde
  2. puzzelde
  3. puzzelde
  4. puzzelden
  5. puzzelden
  6. puzzelden
v.t.t.
  1. heb gepuzzeld
  2. hebt gepuzzeld
  3. heeft gepuzzeld
  4. hebben gepuzzeld
  5. hebben gepuzzeld
  6. hebben gepuzzeld
v.v.t.
  1. had gepuzzeld
  2. had gepuzzeld
  3. had gepuzzeld
  4. hadden gepuzzeld
  5. hadden gepuzzeld
  6. hadden gepuzzeld
o.t.t.t.
  1. zal puzzelen
  2. zult puzzelen
  3. zal puzzelen
  4. zullen puzzelen
  5. zullen puzzelen
  6. zullen puzzelen
o.v.t.t.
  1. zou puzzelen
  2. zou puzzelen
  3. zou puzzelen
  4. zouden puzzelen
  5. zouden puzzelen
  6. zouden puzzelen
diversen
  1. puzzel!
  2. puzzelt!
  3. gepuzzeld
  4. puzzelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for puzzelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
armar un rompecabezas puzzelen; puzzels oplossen
hacer crucigramas puzzelen; puzzels oplossen
montar un rompecabezas puzzelen; puzzels oplossen

Palabras relacionadas con "puzzelen":