Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. uitrijden:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitrijden de neerlandés a español

uitrijden:

uitrijden verbo (rijd uit, rijdt uit, reed uit, reden uit, uitgereden)

  1. uitrijden
    salir

Conjugaciones de uitrijden:

o.t.t.
  1. rijd uit
  2. rijdt uit
  3. rijdt uit
  4. rijden uit
  5. rijden uit
  6. rijden uit
o.v.t.
  1. reed uit
  2. reed uit
  3. reed uit
  4. reden uit
  5. reden uit
  6. reden uit
v.t.t.
  1. heb uitgereden
  2. hebt uitgereden
  3. heeft uitgereden
  4. hebben uitgereden
  5. hebben uitgereden
  6. hebben uitgereden
v.v.t.
  1. had uitgereden
  2. had uitgereden
  3. had uitgereden
  4. hadden uitgereden
  5. hadden uitgereden
  6. hadden uitgereden
o.t.t.t.
  1. zal uitrijden
  2. zult uitrijden
  3. zal uitrijden
  4. zullen uitrijden
  5. zullen uitrijden
  6. zullen uitrijden
o.v.t.t.
  1. zou uitrijden
  2. zou uitrijden
  3. zou uitrijden
  4. zouden uitrijden
  5. zouden uitrijden
  6. zouden uitrijden
en verder
  1. ben uitgereden
  2. bent uitgereden
  3. is uitgereden
  4. zijn uitgereden
  5. zijn uitgereden
  6. zijn uitgereden
diversen
  1. rijd uit!
  2. rijdt uit!
  3. uitgereden
  4. uitrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitrijden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
salir heengaan; vertrekken; weggaan
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
salir uitrijden afhaken; afreizen; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; bewaarheid worden; blijken; conveniëren; de hort op gaan; de plaat poetsen; deugen; eruit gaan; eruitgaan; eruitstappen; ervandoor gaan; extraheren; gaan; geraken; geschikt zijn; heengaan; hem smeren; loskomen; loskrijgen; losmaken; lostornen; naar de vijand overlopen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; passen; passend zijn; reizen; rondreizen; smeren; stappen; stoppen; terechtkomen; tornen; trekken; uitgaan; uithalen; uitkomen; uitstappen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; verzeilen; vluchten; vooraan staan; vooruitspringen; vooruitsteken; vrijkomen; weggaan; wegkomen; weglopen; wegreizen; wegrennen; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zwerven
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
salir uitkomen; uitstromen

Wiktionary: uitrijden

uitrijden
verb
  1. rijdend weggaan