Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. afmeren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afmeren de neerlandés a español

afmeren:

afmeren verbo (meer af, meert af, meerde af, meerden af, afgemeerd)

  1. afmeren (vastmeren; aanleggen; aanmeren; )

Conjugaciones de afmeren:

o.t.t.
  1. meer af
  2. meert af
  3. meert af
  4. meren af
  5. meren af
  6. meren af
o.v.t.
  1. meerde af
  2. meerde af
  3. meerde af
  4. meerden af
  5. meerden af
  6. meerden af
v.t.t.
  1. ben afgemeerd
  2. bent afgemeerd
  3. is afgemeerd
  4. zijn afgemeerd
  5. zijn afgemeerd
  6. zijn afgemeerd
v.v.t.
  1. was afgemeerd
  2. was afgemeerd
  3. was afgemeerd
  4. waren afgemeerd
  5. waren afgemeerd
  6. waren afgemeerd
o.t.t.t.
  1. zal afmeren
  2. zult afmeren
  3. zal afmeren
  4. zullen afmeren
  5. zullen afmeren
  6. zullen afmeren
o.v.t.t.
  1. zou afmeren
  2. zou afmeren
  3. zou afmeren
  4. zouden afmeren
  5. zouden afmeren
  6. zouden afmeren
diversen
  1. meer af!
  2. meert af!
  3. afgemeerd
  4. afmerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afmeren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
amarrar aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren afbinden; afsnoeren; binden; blokken; dichtbinden; knevelen; knopen; leerstof erin stampen; leren; strikken; studeren; toebinden; vastbinden; vastmaken; vastsjorren; vastsnoeren; verankeren; zekeren