Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. bazelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bazelen de neerlandés a español

bazelen:

bazelen verbo (bazel, bazelt, bazelde, bazelden, gebazeld)

  1. bazelen (lallen; wauwelen)

Conjugaciones de bazelen:

o.t.t.
  1. bazel
  2. bazelt
  3. bazelt
  4. bazelen
  5. bazelen
  6. bazelen
o.v.t.
  1. bazelde
  2. bazelde
  3. bazelde
  4. bazelden
  5. bazelden
  6. bazelden
v.t.t.
  1. heb gebazeld
  2. hebt gebazeld
  3. heeft gebazeld
  4. hebben gebazeld
  5. hebben gebazeld
  6. hebben gebazeld
v.v.t.
  1. had gebazeld
  2. had gebazeld
  3. had gebazeld
  4. hadden gebazeld
  5. hadden gebazeld
  6. hadden gebazeld
o.t.t.t.
  1. zal bazelen
  2. zult bazelen
  3. zal bazelen
  4. zullen bazelen
  5. zullen bazelen
  6. zullen bazelen
o.v.t.t.
  1. zou bazelen
  2. zou bazelen
  3. zou bazelen
  4. zouden bazelen
  5. zouden bazelen
  6. zouden bazelen
diversen
  1. bazel!
  2. bazelt!
  3. gebazeld
  4. bazelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bazelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
farfullar bazelen; lallen; wauwelen aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; broddelen; er slap bijhangen; frommelen; knoeien; lallen; mompelen; murmelen; murmeren; prutsen; raffelen; rommelen; rotzooien; scharrelen; slap hangen